Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Geheimzinnig gat ondermijnt officiële versie over MS Estonia
Nieuwe documentaire over grootste Europese ferryramp veroorzaakt spanning tussen Zweden en Estland
Amper zeven jaar nadat de Herald of Free Enterprise voor Zeebrugge was gezonken, gebeurde in Europa een nog grotere ferryramp. 852 mensen stierven toen de MS Estonia naar de bodem van de Oostzee zakte. Het officiële onderzoek stelt al twee decennia dat een boegdeur was afgebroken. Een Zweedse documentaire onthult nu dat er een gat van vier meter in de boeg was geslagen. De overlevenden vechten al 26 jaar lang de officiële versie aan. Ze hadden iets in het water gezien en een knal gehoord. Dat spoor werd nooit gevolgd.
Op 28 september 1994 vertrekt de MS Estonia met vertraging vanuit Tallin naar Stockholm. Aan boord zijn 989 mensen. Ze maken zich klaar voor een lastige, stormachtige nacht op de Oostzee. De meesten van hen slapen als er al flink na middernacht water binnenloopt op en onder het autodek. Het schip maakt slagzij en stuurt om 1.22u een noodsignaal uit. 33 minuten later verdwijnt het van de radar.
Een deel van de opvarenden heeft zelfs de tijd niet om de reddingssloepen te bereiken voor de wilde zee de ferry opslokt. Anderen springen van boord: ze verdrinken of sterven aan onderkoeling. 852 mensen overleven de ramp niet.
De MS Estonia is net als The Herald of Free Enterprise, die in 1987 zonk en 193 mensen het leven kostte, een roll-on-roll-offferry. Auto’s en vrachtwagens rijden er aan de ene kant in en langs de andere kant uit. Het probleem is dat die grote autodekken het water vrij spel geven als dat kan binnendringen. Daardoor kapseisde het schip zo snel.
Bij de Herald gebeurde dat omdat de boegdeuren slecht gesloten werden. Bij de Estonia, concludeerde het onderzoek na drie jaar, was een boegdeur afgebroken door het gebeuk van metershoge golven. Die uitleg werd lang niet door iedereen gevolgd. Enke
le overlevenden en experts wezen erop dat het niet kon verklaren waarom de ferry in recordtijd zonk. Impact van 500 ton
Een Zweedse documentairereeks waarvan de eerste aflevering maandagavond werd uitgezonden, wijst op een tot nu onbekend gat in de boeg. Vier meter lang en één meter breed. Het zou de korte tijd waarin de Estonia zonk, en waardoor de dodentol dus zo hoog lag, wel verklaren. Toen de eerste reddingsschepen verschenen lag de ferry al op de zeebodem aan de archipel van Turku.
Reddingshelikopters konden door het slechte weer de plaats amper bereiken. De lichamen van de meeste slachtoffers zijn nog steeds aan boord. Daarom werd de ferry niet geborgen. Het onderzoek gebeurde met op afstand bestuurde robotduikboten en duikers. Het is sindsdien verboden terrein.
Documentairemaker Henrik Evertsson trok er met zijn team toch naartoe. Ze riskeren twee jaar cel in Zweden voor schending van dit zeemansgraf. Expert die hun beelden te zien kregen, concluderen dat alleen een massieve kracht zo’n grote opening in het staal kan maken. Ze denken eerder richting een onbekend obstakel van minstens vijfhonderd ton, maar sluiten een explosie ook niet uit.
Al blijft de mogelijkheid dat bij het zinken de rotsachtige zeebodem de scheur heeft veroorzaakt. Die theorie gaat (opnieuw) voorbij aan de getuigenissen van overlevenden na de ramp. Ze hadden onder de waterlijn iets groots en wits gezien en vlak daarna een luide knal gehoord. Het spoor werd nooit officieel gevolgd.
De betrokken landen (Zweden, Estland en Finland) hebben bijkomende onderzoeken die door de nabestaanden werden gevraagd, altijd resoluut afgewezen.
Maffia of geheim wapentransport?
Die officiële houding zorgde er mee voor dat er meerdere theorieën het licht zagen. Een ervan legde de schuld bij de Russische of Tsjetsjeense maffia die na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie met geweld via Estland naar Noord-Europa wilde. Begin jaren negentig worden er nog de “bloedjaren” genoemd. De lijn Tallin-Stockholm zou een belangrijke smokkelroute zijn geweest. Een wraakactie zou de reden van de scheepsramp zijn.
Volgens de New Statesman zou eigen onderzoek op wrakstukken wijzen op sporen van militaire explosieven. Een ongeluk dat toegedekt werd door Russische, Britse en Zweedse geheime diensten. Met de ferry werden in het geheim wapens getransporteerd.
Ondanks de eerste hardnekkige ontkenning werd later bevestigd dat met de Estonia in 1994 toch militair materieel was vervoerd. Maar geen explosieven en niet op die zwarte dag, zo werd benadrukt.
Zweden in het vizier
In Estland moest een parlementaire onderzoekscommissie tussen 2005 en 2009 de waarheid van de ramp blootleggen. Er kwam een aantal vreemde zaken aan het licht.
Bij het plaatsonderzoek werd de Estse verantwoordelijke op de cruciale momenten afgeleid. Het gefilmde bewijsmateriaal dat de parlementaire commissie te zien kreeg, was geknipt en gemonteerd. Na de ramp heeft Zweden bij Estland de mogelijkheid afgetoetst om het wrak in beton in te kapselen. De commissievoorzitter was ervan overtuigd dat een Zweedse duikboot de ferry had geramd en het land dat potje gedekt wilde houden. Gisteren herhaalde hij die beschuldiging. Het verklaart volgens hem perfect de “streep” net onder de waterlijn en waarom het water snel onder het autodek binnenstroomde. De nieuwe onthulling veroorzaakt in Estland een storm. Verschillende politici verwijten Zweden dat het “vanaf dag één oneerlijk” is geweest. “De vraag is of we ons weer wat gaan laten voorliegen en ons gemanipuleerd bewijs gaan laten oplepelen.”
De uiterst rechtse minister van Financiën Martin Helme beschuldigde Zweden ervan “een geheime operatie 26 jaar lang te hebben toegedekt”. Zowat alle politieke partijen hebben een nieuw onderzoek door Estland, Finland en Zweden gevraagd. En daarin zullen de Zweden voor geen haar meer worden vertrouwd.