Gazet van Antwerpen Stad en Rand
PORTRETTEN
Portret van Alexander De Croo die in laatste hectometers richting Wetstraat 16 fietste
Eén les had Alexander De Croo (Open Vld) zich goed ingeprent. Wie te gretig naar het premierschap dingt, grijpt ernaast. Door zich zestien maanden op de vlakte te houden, waaide het premierschap zachtjes zijn richting uit. Die ingehouden profileringsdrang is geen kwalijke eigenschap voor wie de komende jaren zeven partijen in het gareel moet houden.
In de bijna vijfhonderd dagen dat de regering op zich liet wachten, voelde Alexander De Croo (44) geen enkele keer de drang om op de voorgrond te treden. “Ik heb de voorbije dagen keihard gewerkt, en ik bedank Paul Magnette, die vele maanden hard gewerkt heeft”, zo verwoordde de nieuwe premier het in zijn maidenspeech in het statige Egmontpaleis.
Diep in zijn binnenste wist De Croo op 26 mei vorig jaar al dat zijn kaarten beter dan ooit lagen om premier te worden. Als vicepremier was De Croo relatief ongeschonden uit de zwaar verliezende Zweedse coalitie gekomen. Zijn Oost-Vlaanderen nam als sterkste blauwe provincie het leiderschap weer over van VlaamsBrabant, waar de as van de partij zich met Maggie De Block en Gwendolyn Rutten jaren had bevonden. Met 80.000 voorkeurstemmen was hij de onbetwiste stemmenkampioen van Open Vld. Toch hield De Croo elke hint richting premierschap af. Op het gênante af, zo blijkt nu hij het toch is geworden. “We zijn de zevende partij in het parlement”, antwoordde hij vorig jaar op die vraag. “Je moet de democratie respecteren. Als eerste minister ben je dan de dweil van de regering.”
De Croo stuurde in die periode nog aan op een paars-gele regering, waarbinnen dus zowel PS als N-VA fors groter zouden zijn geweest dan Open Vld. Nu moest De Croo daar op de trappen van Egmont alleen zijn coformateur Magnette naast zich dulden. De vermoeidheid en de warme woorden van de PS-voorzitter sloegen hem even uit zijn lood. Premier worden van België is voor De Croo het allerhoogste. Vader Herman is een vriend van het koningshuis, was jarenlang minister en acht jaar Kamervoorzitter, maar werd nooit eerste minister.
Groenen zijn paddenstoelen
Dat de zoon het nu wel wordt, daarvoor zetten ze in Brakel met plezier alle bezwaren aan de kant. Want met zeven partijen krijgt De
Croo het niet onder de markt. Van de groenen en de christendemocraten zijn ze altijd koele minnaars geweest. Vader Herman De Croo sprak na de regeringsdeelname en de bijhorende historische pandoering van Agalev in 2003 de roemruchte woorden “dat het met de groenen is zoals met paddenstoelen. Je kunt ‘s morgens een weide vol paddenstoelen hebben en als je de dag daarna gaat kijken, staat er geen enkele meer.” Zeker als premier zal Alexander zich nooit wagen aan dergelijke lyrische ontboezemingen.
De voorbije dagen rakelden zijn tegenstanders voortdurend de passage terug op van tien jaar geleden, toen hij als jonge partijvoorzitter de stekker uit de regering trok. De Croo geloofde toen nog dat wie een regering liet vallen daar ook voor beloond kon worden. Een jaar eerder nog maar, in 2009, was hij uit het niets opgedoken en versloeg hij het hele partijestablishment, daarbij steunend op de talrijke donkerblauwe militanten die ook dit jaar weer de basis vormden voor de gemakkelijke overwinning van zijn kompaan Egbert Lachaert.
Bedrijfsleider
Tot in 2009 had niemand in de Wetstraat al gehoord van Alexander De Croo. Hij was een succesvolle bedrijfsleider die na zijn studies voor handelsingenieur ook een MBA had behaald in de States. Die bedrijfsleider is hij altijd gebleven. Een interview met De Croo lijkt op een vergadering. Hij wil zo efficiënt mogelijk de dingen veranderen dan met een ideologisch verhaal de mensen meekrijgen. Zijn partijvoorzitterschap was niet zijn meest gelukkige periode. De Croo was blij dat hij in 2012 het vicepremierschap en Pensioenen kon overnemen van Vincent Van Quickenborne.
In 2014 bleef hij vicepremier, maar zijn bevoegdheden (Digitale Agenda, Post en Telecom en Ontwikkelingssamenwerking) waren de overblijvertjes. De Croo betaalde met die kleine bevoegdheden de monsterscore en de bijhorende superportefeuille die Maggie De Block had binnengehaald. Zij, die hij nota bene als partijvoorzitter in 2011 van de achterste banken van het parlement naar de regering had begeleid om staatssecretaris voor Asiel en Migratie te worden.
De Croo nam De Block haar succes niet kwalijk. Meer last had hij met zijn voorzitster Gwendolyn Rutten, die zeker in de eerste twee jaar van de regering-Michel om de haverklap aan de lijn hing. Rutten was een van de architecten van die regering, De Croo had het er moeilijk mee dat zijn bewegingsvrijheid in zijn rol als vicepremier beperkt werd. Naarmate Rutten zich meer op het Vlaamse niveau begon te concentreren daalde die spanning. In het Zweedse kibbelkabinet trachtte De Croo zich te profileren als de enige Vlaming die niet constant in de clinch ging met de coalitiepartners. Intern kreeg hij kritiek omdat de partij jarenlang onzichtbaar was.
Als lid van het kernkabinet deed hij bakken ervaring op. Met zijn wereldwijde strijd voor vrouwenrechten scoorde hij bij het andere geslacht. Hét kantelpunt voor zijn imago als betrouwbare bestuurder dat hem het premierschap opleverde, kwam er wellicht pas toen N-VA de regering-Michel verliet. Plots kreeg hij – al was het in een minderheidsregering – Financiën onder zijn hoede, een departement waar hij nog veel meer kon wegen op het algemeen beleid.
Na de verkiezingen in 2019 bouwde De Croo verder aan zijn krediet. De hele carrousel van koninklijke opdrachthouders, informateurs en preformateurs liet hij aan zich voorbijgaan. Nadat achtereenvolgens Kris Peeters (CD&V), Jan Jambon (N-VA), Charles Michel (MR) en Didier Reynders (MR) het zinkende schip verlieten, was hij nog de enige overgeblevene van het oorspronkelijke kernkabinet. In tegenstelling tot andere ministers liep hij geen schade op in de coronacrisis. Hij bleef zo laag mogelijk onder de radar, wachtend om uit het wiel van Lachaert te komen en in de laatste hectometers naar het premierschap te fietsen.