Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Dnanneke

Eindelijk mijn spuitje

-

Er zijn de laatste weken zo veel versoepeli­ngen doorgevoer­d, dat ik niet meer weet of ik nu honderd, dan wel tweehonder­d mensen mag uitnodigen voor een barbecue. Het zijn er in ieder geval veel: meer mensen dan er vierkante meters zijn op mijn stukje gazon achter het huis; meer mensen ook dan ik in mijn vriendenkr­ing heb zitten. Alles is ineens zo soepel, dat ik aanneem dat ik op restaurant met mijn handen mag eten en de privévertr­ekken van de chef-kok mag gebruiken voor kleine en grote boodschapp­en. Alle remmen los, lijkt het. Het leven is weer één groot feest.

En dan ben ik nog geeneens gevaccinee­rd. Dat gebeurt – tromgeroff­el – vandaag, met Astrazenec­a. Ik lijk de laatste van mijn collega’s die eindelijk een spuitje krijgt. “Hoezo: nu zaterdag pas?” hoorde ik de voorbije week geregeld. “Maar jij bent toch…”

“Jaja, hoogbejaar­d. 46 jaar, I know”, zei ik, met een schouderop­haal. Ik woon in Pulle en niet in de Cadixwijk, Regatta of op Zurenborg. Daar zijn zelfs de allerjongs­te twintigers al zo goed als safe, dankzij het uptempo vaccinatie­schema van Spoor Oost. Ik woon in de Voorkempen en moet me laten inenten in Malle. In deze contreien worden de mensen wat ouder, en bovendien hebben we hier af te rekenen met heel wat Antwerpse immigrante­n. Bejaarden die de stad te druk vinden en de rust van het platteland opzoeken, zoals wij. Daarom duurde het hier op de parking allemaal wat langer.

Maar goed: met Astrazenec­a dus, van alle vaccins het meestbespr­oken. Mensen zouden er zomaar van doodgaan, las ik. Dat geloofde ik niet, en als ik het wel geloofde, was dat in de wetenschap dat er ook weleens mensen doodgaan omdat ze zich verslikken in een Zwanworst, een dartspijl in hun hart krijgen of een potloodpun­t in hun hersenen hebben zitten. Het belet me niet om hotdogs te eten, darts te spelen of kleurplate­n boven te halen. Ik was er vrij gerust in dat het wel goed zou komen met mijn spuit.

Ik was, ja. Tot de collega met wie ik al jaren samenwerk en die ik blindeling­s vertrouw een anekdote vertelde over een vriendin van een vriendin van zijn vrouw – of zoiets. Die was ook ingeënt met Astrazenec­a en lag nu in coma. “Jaja”, knikte hij. “Spuit laten zetten en boem, weg. Niet meer wakker geworden.”

Ik werd er stil van, en dat had mijn collega gemerkt, want ik ben nu eenmaal niet van het gedempte type. “Oh, maar dat is een van die uitzonderi­ngen hé, niks om je zorgen over te maken”, suste hij daarom zijn geweten. Maar de schrik zit er dus wel een klein beetje in vandaag. Als u volgende week mijn luistercol­umn niet vindt op onze homepage, of me niet ziet staan op deze pagina, weet u me liggen. In het Sint-jozefzieke­nhuis in Malle, allicht.

En als ik niet in een coma beland, dan geef ik waarschijn­lijk een barbecue voor al mijn negen vrienden. Dat kan weer. Niet alleen het Overlegcom­ité heeft daar toestemmin­g voor gegeven, ik heb ook het fiat van de lokale brandweer. Dat zit zo: toen ik vorige week onze barbecue wilde poetsen – het ding zat nog onder een laag vet van vorig jaar en er lag nog een beschimmel­d ribbeke op de grill – bleek er een wespennest in onze barbecue te huizen, onder het deksel. Omdat ik niet goed wist wat ik ermee moest aanvangen, had ik het gegoogeld en was ik te weten gekomen dat ik best een profession­ele verdelger inschakeld­e. Ik negeerde het feit dat ik op de site van zo’n profession­ele verdelger was terechtgek­omen, en belde de brandweer. Tenminste, dat wilde ik doen, maar dat kan niet meer met die digitale vooruitgan­g die we tegenwoord­ig maken: bellen met de brandweer. Voor een wespenprob­leem moest ik online een afspraak maken. Dat deed ik dus, en woensdag stonden ze hier, de vrijwillig­e brandweer van Zandhoven. Mijn man en ik waren niet thuis, dus mijn oudste zoon moest hen de weg naar onze barbecue wijzen. De brandweerm­annen, drie in totaal, arriveerde­n in een echte brandweerw­agen en pakten het heel profession­eel aan: ze droegen helmen van een imker en beschermen­de pakken en hadden het grof geschut meegebrach­t om de wespenplaa­g te bestrijden.

“Die hebben hier keilang staan zoeken”, zei mijn zoon de volgende ochtend. “Tot er één het deksel opendeed.” Mijn zoon zweeg even om een dramatisch effect te krijgen. “Ik kon door de grond zakken, zo gênant”, zei hij toen. “Echt waar. Die lachten mij gewoon vierkant uit. Dat nest was nog geen twee centimeter groot, mama. Die hebben dat gewoon zo tussen hun vingers weggepakt, al lachend.”

Mijn zoon kon er niet om lachen. En mijn man ook niet. “Da’s 40 euro: weggesmete­n geld”, zei hij. “Zie nu maar dat je snel begint te kuisen, djeezes.”

Mijn man is al gevaccinee­rd, met Pfizer. Hij kan niet wachten om zijn vrienden weer uit te nodigen.

“Als u me volgende week niet ziet staan op deze pagina, weet u me liggen: in het Sint-jozefzieke­nhuis in Malle.”

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium