Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Chantal Van Agtmael (39)

-

* Afkomstig uit: Berendrech­t * Vermoord op: 2 april 2001 in Berendrech­t

60. De Antwerps-nederlands­e singer-songwriter Stef Bos zal op 12 juli geen minuut wakker liggen van dat cijfer. Al is hij de eerste om te erkennen dat hij niet meer de dezelfde is dan diegene die met Papa en Is dit nu Later dertig jaar geleden de hemel bestormde. De sentimente­le romanticus van toen heeft plaatsgema­akt voor een man die meer overzicht heeft, zich jonger voelt dan dertig jaar geleden en tegelijk ook wel iets te zeggen heeft over de dood. En zijn teksten, die blijven even straf.

TEKST: Bert Provoost / BEELD: Jeroen Hanselaer

Stef Bos heeft de gave om mensen te raken. Zelfs als hij dertig jaar geleden over godbetert een rivier zong, kreeg je prompt sympathie voor elke druppel in de stroming. En dan moest je vele jaren later nog ontdekken dat wat hij over die rivier zingt eigenlijk ook op een mensenleve­n van toepassing is (“ik draag het wrakhout op mijn rug, ik neem altijd afscheid, want ik kom nooit meer terug”).

Bos wacht ons op bij hem thuis in zijn paradijsje tussen de bomen in Wachtebeke, “ergens tussen Antwerpen en Gent”, zoals hij het zelf omschrijft. Hij woont er samen met zijn Zuid-afrikaanse vrouw en kunstenare­s Varenka Paschke en hun kinderen Kolya (11), Lorelei (8) en Vonkie (5). Terwijl hij met veel zorg een kopje koffie zet, denken we spontaan aan hoe hij op zijn 30ste – niet helemaal vrij van enige pathetiek – Is dit nu Later? zong. Het antwoord op die vraag blijkt achteraf gezien ‘neen’. Vandáág is pas later.

Je zegt van jezelf dat je als een oude ziel bent geboren. Klopt de leeftijd op je paspoort op je 60ste dan eindelijk met wie je bent?

Stef Bos: Ik begrijp wat je bedoelt. Toen ik begin de jaren tachtig mijn eerste teksten schreef, was ik een sentimente­le romanticus. Dat hoor je aan liedjes als Is dit nu later? Ik nam het allemaal zo ernstig. In de loop van de jaren heb ik meer het grote geheel leren zien. Ik begin overzicht te krijgen, ik voel me jonger dan toen ik 30 was.

Jonger?

Zeker. Dat ouder worden opende voor mij een hele ruimte. Je bestaan wordt relatief omdat het einde dichterbij komt. Met de gedachte dat ik er op een dag niet meer zal zijn, ben ik op mijn 60ste volledig akkoord. Ik heb geen angst meer voor de dood. Ik ben maar een blaadje aan een boom, dat ooit valt en dan weer voeding geeft aan de boom. De boom zelf ben ik zeker niet. Sinds ik dat besef, voel ik me veel lichter. En jonger.

Zijn gezinsgelu­k en het vaderschap een goede brandstof voor een artiest? Of is het makkelijke­r om iets te maken als getormente­erde ziel?

Het grootste geschenk dat je van die kinderen krijgt, is opeens beseffen dat het niet om jezelf draait. En vooral: mijn ego is helemaal onderuit. Daardoor sta ik ook anders op een podium. Ik hoef niet iedereen meer te overtuigen van hoe goed ik ben. Ik kijk nu ook veel meer als een kind naar de dingen, ik relativeer. Je moet het kind in jezelf af en toe wakker kussen. Dat jongetje of dat meisje dat vol verwonderi­ng naar de dingen kijkt, dat zit nog ergens in ons.

Je leven valt nu uiteen in twee gelijke delen: dertig jaar onbekend en dertig jaar een succesvol artiest. Heb je er alles uitgehaald?

Ik ben laat met muziek begonnen, toen ik 23 was, pas op mijn 30ste brak ik door. Ik had daardoor altijd het gevoel dat ik iets moest inhalen, wat waarschijn­lijk ook de reden was dat ik niet de ruimte in mijn hoofd had om dan al een gezin te stichten. Ik heb er uiteindeli­jk veel meer uitgehaald dan ik dacht dat er ooit zou inzitten. Niet omdat ik een geniaal talent ben, ik ben eerder een werker.

Hoe voelt het om met teksten mensen te raken?

Mijn werk is om dingen vast te leggen, als een soort muzikaal journalist van het leven. Over hoogtes en laagtes en alles wat er tussen zit. Dat is heel boeiend. Mijn nieuwe plaat maak ik samen met de ongenaakba­re Jo Francken, die onder andere met Bart Peeters werkt. Het is de eerste keer dat ik weer een producer heb sinds Boudewijn de Groot in 1992. Ik vind het steeds leuker om me te laten omringen en samen aan iets te schaven.

Wat heeft de stad voor jou betekend?

Als mens en als liedjessch­rijver héél veel. De beste beslissing die ik ooit genomen heb, is om na mijn studies voor leerkracht in Utrecht nog in Antwerpen te gaan studeren, aan de toneelscho­ol Studio Herman Teirlinck. Het was de tijd toen het centrum nog bezaaid lag met oude kroegen en je voor 1.500 frank (37 euro, red.) een waanzinnig appartemen­t kon huren. Ik werd meteen verliefd op die magische, buitenland­se stad. Eerlijk, ik had Papa nooit geschreven als ik niet naar Antwerpen was gekomen. Ik kreeg er onder andere les van Raymond van het Groenewoud en Johan Verminnen en zij dwongen mij om persoonlij­k te worden. Ik kwam binnen als een Nederlande­r met een oordeel over alles en iedereen. Raymond zei me dat ik beter de klootzak in mezelf zou beschrijve­n. Op mijn volgende plaat, die in het najaar uitkomt, staat trouwens weer een liedje over Antwerpen, over hoe ik er niet los van geraak. Met muziek van Tom Van Laere van Admiral Freebee.

Waarom ben je dan toch vertrokken in 2001?

Ik wilde een plek hebben waar ik kon werken. Na 22u ’s avonds is het nogal moeilijk om in de stad op een piano te spelen. Ik ben nog steeds op de stad gericht, ik kom er nog heel vaak. Als ik iemand wil zien, dan spreek ik daar af. Op een dik halfuurtje ben ik er.

Je hebt volgens onze ruwe telling al zo’n vierhonder­d liedjes gemaakt. Ben je dan niet per definitie stilaan uitverteld?

Vroeger zat ik in de Lange Nieuwstraa­t als een soort veredelde dichter met een veer en een inktpot te wachten op de muze. Nou, die muze kwam meestal niet. Er kwam alleen een tram door de Lange Nieuwstraa­t. Tot dat ik ontdekte dat ik de wereld in moest, met mensen moest babbelen. Ik heb nooit een moment gehad dat het licht uitging, nooit het gevoel gehad dat het over was. Stoppen met liedjes maken, zou voor mij hetzelfde zijn als stoppen met ademen.

Ik schrijf de laatste tien jaar ook meer in opdracht. Zo had ik in Nederland het tv-programma Serenade van

Stef, waarbij ik bijvoorbee­ld met een ex-crimineel of een verlamde vrouw in gesprek ging en er dan een liedje voor schreef. Na zo’n babbel beweegt er vanalles in mijn kop. Dan komt daar gewoon een nummer uit.

Wat heb je al nagelaten met je muziek?

Als je ’s nachts naar de sterren kijkt en je beseft dat het heelal eindeloos is, dan word je totaal vermorzeld als mens en kan je er tegelijk de schoonheid van inzien dat je daar deel van uitmaakt. De mooiste momenten tij

“Ik had Papa nooit geschreven als ik niet naar Antwerpen was gekomen.” “Ik kijk nu veel meer als een kind naar de dingen, ik relativeer. Je moet het kind in jezelf af en toe wakker kussen.”

dens een voorstelli­ng zijn ook altijd de momenten waarop mensen vanop hun stoeltje even boven zichzelf uitstijgen. Mensen gaan dan gelukkiger buiten dan dat ze binnen zijn gekomen.

Ik merk dat dat vaak gebeurt met liedjes die met de dood te maken hebben. Van dat thema op zich worden mensen niet gelukkig. Maar mensen worden wél gelukkig door even op te gaan in een groter geheel door naar een liedje te luisteren over het einde. Je bent de eerste die me er zo over doet nadenken, maar ik denk dat dat element misschien wel het belangrijk­ste is in mijn werk.

Je bent nergens geweest, als je niemand hebt gemist,

zing je daarover. Wie mis jij?

Onder andere de Zuid-afrikaanse artiest Joannes Kerkorrel. Ik leerde hem kennen in de Pieter Potstraat in Antwerpen op een terras, samen met Peter Van Den Begin en de ook betreurde Marc Van Eeghem. We raakten in gesprek, het werd een hechte vriendscha­p en via hem ben ik geregeld naar Zuid-afrika getrokken, waar ik muziek heb gemaakt en waar ik jaren later ook met mijn vrouw ben getrouwd. Dat laatste heeft hij nooit meer geweten, hij is in 2002 overleden (na zelfdoding, red.). Hij had veel gevoel voor humor en zou het geweldig vinden om te zien hoe het gelopen is.

Bij iemand als mijn vader is dat gevoel anders, hij is 92 geworden. Zo iemand heeft de hele rit afgelegd en dan is het oké. Als ik Papa zing, dan komt hij weer heel dichtbij. Dan voel ik dat hij fysiek in mij zit. Dat vertel ik ook tegen mijn kinderen: als je kijkt naar de wereld, dan kijken je ouders en voorouders mee. Logisch, want we zijn genetisch opgebouwd uit die mensen. Je moet dat proces van gemis ook niet op een dag afsluiten. Integendee­l: je draagt hen mee. En diegenen die ik écht graag heb gezien, kan ik allemaal zo oproepen. Dan zie ik ze voor mij alsof ze er echt weer even zijn.

Wat hebben we nodig om meer tevreden te zijn?

Eigenlijk missen wij een God om in te geloven, een soort filosofie. Niet alleen een eerste minister die de boel regelt, maar ook iemand die gedichten van Herman de Coninck of Hans Adreus kan citeren en ons ook op menselijk vlak richting geeft. Het is niet mijn verdienste, maar ik denk dat mijn succes voor een stuk het gevolg is van het feit dat er op dat vlak tegenwoord­ig een enorm vacuüm is. Dat mensen ofwel heel cynisch worden, of zichzelf terugvinde­n in muziek. We hebben vandaag een enorme nood aan verbinding.

Je bent nog nooit zo populair geweest in Nederland als in het afgelopen jaar. Wat is er gebeurd?

Ik was een van de songwriter­s die eind vorig jaar meededen aan Beste Zangers, de Nederlands­e variant op Liefde voor Muziek, met onder andere ook Milow en Diggy Dex. Er ontstond een soort chemie en het is ontploft tot in de hitparade toe. Plots merkte ik dat veel mensen in mijn repertoire doken, ook heel veel jonge mensen. Tijdens mijn laatste voorstelli­ngen merk ik dat de helft van de zaal opeens onder de 30 is. Het programma heeft ervoor gezorgd dat ik op het einde van dit jaar plots in een uitverkoch­t Ahoy zal staan. Dat voelt alsof ik van het CC in Strombeek-bever naar een vol Sportpalei­s ga.

Ben je vandaag nu meer Belg, Nederlande­r of Zuid-afrikaan? Antwerpena­ar. En dat zeg ik niet omdat jij hier zit. Antwerpena­ars hebben het directe van Nederlande­rs en het chaotische van Belgen. Terug naar Nederland, dat is geen optie meer. Ik werk er nu heel veel, dus daar ben ik toch al genoeg. Ik moet die chaos om me heen hebben, bij wijze van spreken een burgemeest­er waar nog iets mee te ritselen valt. Nederland is voor mij te georganise­erd. Het enige wat soms moeilijk is, is de keuze tussen Zuid-afrika en België. De kinderen zijn altijd afwisselen­d naar twee scholen geweest: in Kaapstad en hier. Maar door corona is alles in de war gegooid en zijn ze even daar gebleven. Ik vlieg vaak over en weer.

Wat je ook nog maakt, je zal voor veel mensen vooral de zanger van Papa blijven.

Gelukkig maar. Ik zing het nog altijd met veel plezier. De laatste jaren begon ik midden in het nummer even tegen mijn vader te praten, te improviser­en. Dat was altijd heel geestig, je merkt dat de hele zaal dan in gedachten ook aan het babbelen is. Op elke plaat staan drie tot vier stukken die voor mij achteraf gezien noodzakeli­jk waren. Eigenlijk schrijf je gewoon je leven lang één lied. Je manier van kijken en van dingen maken blijft ongeveer gelijk, er komen hoogstens nuances bij.

Hoe groter de afstand, hoe beter je zien kan, waar je vandaan komt, waarheen je gaat,

zing je. Wat is jou gevoel als je achterom kijkt?

Ik kan niet anders dan denken: gelukzak. We krijgen allemaal wel eens een pegel voor onze kop, ook ik. Maar ik heb de tijd gekregen om een repertoire op te bouwen. Mijn doel was altijd om in mijn carrière een paar nummers te schrijven die echt de moeite waard zouden zijn. Kwantitati­ef stelt het zeker al wel iets voor. Of het kwalitatie­f ook veel waard is, dat laat ik aan anderen over.

De mensen zijn toch blijven luisteren, dus laten we concludere­n van wel. Dankjewel. Ik ga gewoon dicht bij mezelf blijven en doorgaan.

“Ik heb nooit een moment gehad dat het over was. Stoppen met liedjes maken, zou voor mij hetzelfde zijn als stoppen met ademen.”

 ??  ?? Stef Bos op de vooravond van zijn 60ste verjaardag: “Ik begin overzicht te krijgen, ik voel me jonger dan toen ik 30 was.”
Stef Bos op de vooravond van zijn 60ste verjaardag: “Ik begin overzicht te krijgen, ik voel me jonger dan toen ik 30 was.”
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium