Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Crimineel goed
Wat een week had moeten worden vol herwonnen vrijheid, met mijn twee kinderen op scoutskamp in een verre uithoek van België – uitslapen tot ’s middags en poetsen na middernacht met een campari in mijn ene hand en een stofzuigerslang in de andere – werd een zevendaagse martelgang waar geen einde aan leek te komen. Ik vind het een beetje raar om te zeggen, maar ik zal blij als ik mijn kinderen terugzie. Zij leiden me tenminste af.
Het begon allemaal vrijdag met de uitschakeling van de Rode Duivels. Mijn man had die avond lang op de oprit gestaan om zijn auto te versieren met tricolore spullen. Er wapperden sjaals uit elk raam, er hingen zwart-geel-rode wimpels aan zijn achteruitkijkspiegel en zijn zijspiegels en hij zong de Brabançonne. Mijn man was zo enthousiast dat ik even dacht dat hij het hoofd van Dennis Praet op zijn achterwerk ging laten tatoeëren. Zelf had ik een tricolore kroon op mijn hoofd gezet en had ik mijn gezicht geschilderd zoals Mel Gibson in Braveheart, maar dan in roodzwart-geel. We zouden die Italianen wel verslaan.
Ik had er niet over nagedacht waarom mijn man de auto aan het decoreren was. Hij doet wel vaker dingen waarvan ik denk: “waarom?”. Tot hij weer binnenkwam en riep: “Allé, dag dan hé.”
Ik zei “huh” en “watte” en zag hem vertrekken in zijn rijdende ode aan de Rode Duivels.
Zo kwam het dat ik in mijn eentje naar de wedstrijd moest zien. Na de eerste gemiste doeltrap van Lukaku in de tiende minuut van de wedstrijd of zo gaf ik het al op. Ik was alleen thuis, kostbare tijd die ik echt niet ging doorbrengen met Kevin De Bruyne en co.
Ik had een plannetje: ik zou mijn man opwachten in een sexy niemendalletje, met een muziekje en kaarsen en een blikje bier – de wijn was op. Als de kinderen niet thuis zijn, kunnen we vrolijk en ongegeneerd rampetampen in het hele huis namelijk, van kelder tot zolder, van garage tot bureau.
Maar toen ik mijn schuif met onderbroeken opentrok, viel het me op hoe chaotisch die erbij lag. Daarom ben ik ze allemaal één voor één beginnen opplooien. Tegen de tijd dat ik klaar was, ik heb héél veel onderbroeken, zat mijn man alweer in de zetel, met neerhangende schouders en Droopy-ogen. “Doemme toch”, zuchtte hij de hele tijd.
Op zondag moest ik werken. Zo ongeveer op het moment dat de hemelsluizen werden opengezet reed ik naar Linkeroever. Ik heb twee uur in de file gestaan op de Antwerpse Ring. Twee uur! Ik had zeker nog dertig keer kunnen rampetampen met mijn man in die tijd. Maar het vreselijkste nieuws kwam dinsdagavond, toen Peter R. de Vries werd neergeschoten. U moet weten: die man is niet zo maar een misdaadjournalist, hij is mijn held. Ik heb zowat alles gelezen wat hij geschreven heeft, al meer dan twintig jaar ondertussen. In 2002 had hij in een column gezet dat er een moord was gebeurd, in Holland uiteraard, en dat het lijk in een tapijt was gedraaid en vervolgens was verdwenen, met tapijt en al.
Toevallig werd er in Antwerpen net op dat moment een tapijt met een lijk in gevonden, bij mij om de hoek. Dat mailde ik dan ook naar hem, want het was niet duidelijk van wie het lichaam was, dus het kon zo maar eventjes het Hollandse slachtoffer zijn. U hebt de voorbije dagen al vaak kunnen horen of lezen dat Peter R. de Vries zich als een pitbull overal in vastbijt. Dus ook in mijn tip. Hij belde me op en vroeg me de pieren uit mijn neus, ik moest van hem onze crimireporters inschakelen om uit te vissen hoe het onderzoek vorderde en hem zeker op de hoogte houden.
Dat deed ik. Het Antwerpse lijk bleek uiteindelijk een plaatselijke junk te zijn met een overdosis en een paar domme vrienden en had dus niks te maken met de zaak waar De Vries mee bezig was. Maar dat vond hij niet erg. Om me te bedanken, stuurde hij toen een gesigneerd boek op, dat ik nog steeds koester. “Voor Anneke VDV, een crimineel goede verslaggeefster”, schreef hij in De moord die nooit mag verjaren. Ik hoop dat de Nederlandse recherche de daders terechtstelt, anders vind ik het mijn plicht om zelf op zoek te gaan. Helden geef ik niet graag af.
“Het Antwerpse lijk had niks te maken met de zaak van De Vries. Maar dat vond hij niet erg.”