Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Gewoon meisje, buitengewoon talent
ASHLEIGH BARTY eert in finale landgenote Evonne Goolagong, die vijftig jaar geleden haar eerste Wimbledontitel won
Ook al bekleedt ze al bijna twee jaar de hoogste positie op de Wta-ranking en won ze in 2019 met Roland Garros al een grand slam, de grote doorbraak voor Ash(leigh) Barty (WTA 1) zou vanmiddag moeten volgen. Dan strijdt ze tegen Karolina Pliskova (WTA 13) voor de Wimbledontrofee. Een portret van een gewoon meisje met buitengewone talenten en een buitengewoon traject.
Flashback naar Wimbledon 2019. Alison Van Uytvanck heeft zonet in de tweede ronde met 6-1, 6-3 stevig verloren van Ash Barty. En toch heeft de Brabantse uitsluitend lovende woorden voor haar tegenstander.
“Ze is simpelweg te goed voor mij. Barty is niet alleen mijn favoriete speelster, maar ik waardeer haar ook als mens. Sommige toppers negeren je compleet, maar zij blijft altijd even vriendelijk.”
Het vrouwencircuit heet een krabbenmand te zijn, vol afgunst, achterklap en divagedrag, maar Barty ontsnapt aan dat cliché. Typerend was de manier waarop de 25-jarige Australische na haar zege in de eerste ronde aan het publiek applaus vroeg voor haar tegenstander Carla Suarez Navarro. De Spaanse veterane maakte na haar genezing van kanker een laatste passage doorheen Wimbledon.
Heimwee
Gewoon meisje, buitengewoon talent. Haar sportieve capaciteiten werden al op jonge leeftijd opgemerkt. Omdat ze in haar leeftijdsklasse onvoldoende tegenstand kreeg, trainde ze als negenjarige met vijftienjarige jongens. Drie jaar later stond ze tegenover volwassen mannen. In Australië kon ze onvoldoende bijleren, dus moest ze het internationale circuit op. De eerste halte was Europa. Elke avond belde ze – 14 jaar en kreunend onder de heimwee – in tranen naar huis. Ze herinnert zich nog altijd hoe ze op een Nederlands tornooi alle tegenstanders overklaste, maar dat ze constant huilend op de baan stond. “Omdat ik jonger was dan de andere meisjes kende ik niemand.”
Op haar vijftiende won ze Wimbledon bij de juniores. Een nieuwe topper leek opgestaan, maar toen liep het mis. Na haar zege zocht ze de kleedkamers op, nam een douche en vertrok zonder het traditionele kampioenenbal af te wachten naar de luchthaven. Dat kalenderjaar zou ze welgeteld 27 dagen thuis zijn. De timide tiener brak. In september 2014 verliet ze het tennis. Barty ging opnieuw in de buurt van haar ouders wonen, ontspande zich op het strand en begon tennisles te geven. Haar meest opmerkelijke move was een overstap naar het cricket, waar ze zelfs zonder voorgaande ervaring snel succes boekte op semiprofessioneel niveau. Tijdens de pandemie zou ze in een derde sport – het golf – haar talent tonen. Ze won het tornooi van de Brookwater Golf Club, waarbij haar swing zelfs indruk maakte op Tiger Woods. Cricket? Oké. Golf? Puik. Maar was een veelbelovende tennisloopbaan afgebroken nog voor ze goed en wel begonnen was? Bij haar afscheid had ze ook haar ranking opgegeven. “Voor mezelf moest ik duidelijk maken dat het voorbij was.”
Op de achtergrond sluimerde een donkere wolk. Net als haar vader Robert kampte ze met depressies. Bijna twee jaar lang nam ze medicatie en onderging ze therapie. “Ik kwam bijna altijd in tranen buiten, maar voelde me wel duizend keer beter.”
Achttien maanden later zocht ze tijdens het tornooi van Sydney haar voormalige dubbelpartner Casey Dellacqua op. Ver weg van het hoofdterrein ondernam het duo een training. En Barty voelde de aandrang weer opkomen. Ze kondigde haar terugkeer aan en in juni 2016 stond ze weer in het Wta-circuit.
Pestgedrag
Barty’s finaleplaats barst van de symboliek. In 1971 – net vijftig jaar geleden – won Evonne Goolagong Cawley haar eerste Wimbledon (Cawley speelde vijf keer de finale op Wimbledon en won in 1971 en 1980). Beide vrouwen hebben roots in de autochtone bevolking van Australië en zijn al meer dan tien jaar goede vriendinnen. De zevenvoudige grandslamwinnares moest in haar jeugdjaren extreme vormen van discriminatie en pesterijen overwinnen. “Mijn achtergrond is heel belangrijk voor mij”, beklemtoont Barty. “Ik heb een olijfkleurige huid en een specifiek gevormde neus. Dat ik zaterdag Evonne kan eren, is een geweldige eer.” (mv)
Mauri Vansevenant
“Zo’n hoogtestage, dat zijn eentonige dagen. Te lang en ik word er zot. Ik heb afwisseling nodig. Nergens beter dan thuis.”
Mochten de Spelen een jaar geleden plaatsgevonden hebben, hij was in de verste verte niet in beeld geweest. In de zomer van 2020 moest Mauri Vansevenant zijn eerste profkoers nog rijden. Vandaag is hij een van de vijf Belgen die zich mag opmaken voor de olympische wegrit. Dat is even wennen. Niet in het minst voor hemzelf. “Ik volg de deelnemerslijst zo’n beetje op”, blaast hij voor zich uit. “Dat is alleen maar het beste van het beste. Ineens rij ik daartussen.”
Mededeling vooraf. Dit interview vond plaats via Zoom. Met Mauri Vansevenant in de woonkamer van de boerderij en zus Vansevenant enkele meters verderop aan de keukentafel. Dat heeft zo zijn gevolgen. Flink wat gestommel, geroezemoes op de achtergrond en, halfweg het interview, de eeuwig rustige Vansevenant die uit zijn krammen schiet. “Kunde niet wat stiller zijn?”, horen we hem plots roepen, terwijl er een sok door de kamer vliegt en hij noodgedwongen een andere kamer opzoekt.
De timide Vansevenant kan dus ook boos worden?
(lacht) “Hier thuis wel, ja. Sorry. Ze zijn hier nog aan het eten. Dat moet blijkbaar met veel lawaai.”
Dan ben je eens een paar dagen thuis.
“Precies. Woensdag vertrek ik naar Tokio en ik ben pas sinds zondag terug van hoogtestage. Tien dagen Livigno, met bijna alle renners van de ploeg die niet in de Tour zitten. Voor de anderen een voorbereiding op het tweede deel van het seizoen, voor mij de laatste aanloop richting Spelen. Even het ritme bergop vinden en de puntjes op de i zetten.”
Ook al ben je een koele minnaar van hoogtestages, vernemen wij. “Bwah, ik ben zeker niet tegen. Maar ik had in mei ook al in de
Sierra Nevada gezeten met de Tourploeg. Dan is tien dagen Livigno echt wel genoeg. Eén: het is altijd een beetje afwachten hoe je uit zo’n hoogtestage komt. De ene reageert er heftiger op dan een andere. En twee: daar is bitter weinig te beleven. Je zit er op de top van een berg en het enige wat je kan doen, is trainen en rusten. Dat zijn eentonige dagen. Te lang en ik word er zot. Ik heb afwisseling nodig. Nergens beter dan thuis.”
Is dat waarom je pas volgende week naar Tokio vertrekt? Je had ook de kans om dit weekend al samen met Evenepoel af te reizen.
“Klopt. Ik wilde even thuis zijn. Straks twee weken Tokio, nadien waarschijnlijk vier weken Vuelta. Voordat je het weet, is het half september en ben ik geen week op de boerderij geweest. Daar had ik niet veel goesting in. Niet dat ik hier zoveel doe. Een beetje rondlopen, eens langs mijn grootouders gaan, een keer op de boerderij gaan kijken, de dieren verzorgen… Ik geniet daar van. Mentaal is dat belangrijk voor mij.”
Evenepoel denkt die tijd nodig te hebben om te wennen aan de verwachte hitte.
“Ik zal tien dagen voor de wegrit in Tokio zijn. Tijd genoeg om te acclimatiseren. Als dat op tien dagen niet lukt, dan ook niet op veertien dagen. Sowieso kan je je moeilijk voorbereiden op de hitte en de luchtvochtigheid, vind ik. Ik heb wel de kans gekregen om vooraf eens een hittekamer op te zoeken. Maar ook dat heb ik maar zo gelaten. Je kan misschien wel iets meten en testen, maar de echte aanpassing zal toch in Japan zelf moeten gebeuren.”
Wat dacht je toen de bondscoach je meldde dat je naar de Spelen mocht?
“Dat hij op zijn hoofd gevallen was? (lacht) Had je dit een jaar geleden gezegd, ik had je zot verklaard. Dan moest ik mijn eerste profkoers zelfs nog rijden. Zelfs met Nieuwjaar was er nog geen haar op mijn kop dat eraan dacht dat ik misschien wel eens mee naar Japan zou mogen. Het is pas veranderd half maart, met mijn derde plaats in Laigueglia en een dag later die zege in de GP Industria e Artigianato (twee Italiaanse semiklassiekers, red.). Dan heeft Sven Vanthourenhout me een eerste keer gebeld met de melding dat ik op de longlist stond en dat ik er rekening mee moest houden dat… Eind mei volgde dan een nieuw telefoontje. Intussen had ik wel een paar goede prestaties neergezet in de Ronde van het Baskenland en Luik - Bastenaken - Luik en was de verrassing al iets minder groot. Maar het blijft natuurlijk geweldig. Ik ben een jaar prof en ik ga iets meemaken wat veel profs nooit meemaken.”
Anders dan veel andere sporten heeft het wielrennen nochtans veel andere hoogtepunten die even hoog aangeschreven staan als de Spelen: het WK, de Tour, de Monumenten…
“Maar niks is zo speciaal als de Spelen. Het is maar om de vier jaar, met selecties van amper vijf of vier renners zijn de plaatsen bijzonder duur, en omdat de selecties zo klein zijn, sta je er tegen alleen maar toprenners uit de hele wereld. Dat is uniek. Misschien krijg ik die kans nooit meer.”
Om aan te geven hoe snel het met
je is gegaan: waar was je toen Van Avermaet op de vorige Spelen goud pakte?
“Toen koerste ik net. Ik was een jaar of 17 en eerstejaarsjunior. Dat zegt genoeg. Maar die beelden van de zege van Van Avermaet kan ik mij zo weer voor de geest halen. Net als die van de wegrit van vier jaar eerder in Londen. De olympische wegrit is gewoon een heel bijzondere wedstrijd. Ook koerstactisch.”
Bondscoach Vanthourenhout zegt dat er gekoerst zal worden als in een junioreswedstrijd.
“Hij heeft gelijk. Het gaat een rare koers worden. Met ploegen van vier of vijf renners is het heel moeilijk om de wedstrijd te controleren. Rijdt er in het begin een grote groep met favorieten weg, dan moet je al mee zijn. Is het niet om zelf vanuit de vlucht iets te kunnen betekenen, dan minstens om spelbreker te zijn. Het gevaar bestaat dat de koers van bij het begin gereden is, want een georganiseerde achtervolging mag je al bijna vergeten met die kleine ploegen. Er zijn amper knechten. Het is veel meer man tegen man, zoals bij de jeugd dus. Anderzijds is het dan weer zo’n lastige wedstrijd: 240 kilometer, 5.000 hoogtemeters, hele steile klimmen, in combinatie met de hitte en het hoge niveau. We gaan een immense uitputtings
slag krijgen, waardoor de besten automatisch komen bovendrijven.”
Zou het kunnen dat je je selectie ook dankt aan Evenepoel, de kopman die graag zijn jonge ploegmaat aan zijn zijde wilde? “Dat denk ik niet. Sven is nuchter genoeg om zelf zijn selectie te maken. Trouwens: zo vaak hebben Remco en ik nog niet met mekaar gereden. Eén wedstrijd, om precies te zijn. Het BK op de weg vorige maand. Hij was junior toen ik al bij de beloften reed. En vervolgens werd hij direct prof toen ik nog altijd belofte was. Daar hebben we mekaar gekruist. En door zijn val vorig jaar was het er bij de profs ook nog niet van gekomen.”
Enig idee waar hij staat, zo vlak voor Tokio?
“Hij zal goed zijn, niet aan twijfelen. In Livigno sliep ik met hem op de kamer. Ik heb hem bezig gezien. Ikzelf zal nooit de kampioen van de trainingen worden. Ik heb wedstrijden nodig om moe te zijn. Maar Remco was daar meer dan in orde. Na die tweede plaats op het BK tijdrijden was hij misschien ontgoocheld, maar dat is allemaal verteerd. Remco kijkt niet achteruit, maar vooruit. Hij zal er staan op de Spelen.”
WIM VOS