Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Wij beseffen niet half hoe manhaftig de Belgen waren”

- KRISTIN MATTHYSSEN Memorial Museum Fort Liezele vzw, e-mail: info@fortliezel­e.be, of kijk op Facebook

“Het is eens iets anders dan op zondag naar het voetbal gaan kijken”, merkt Ann Deprez (51) nuchter op. Ze groeide op in de buurt van het fort van Brasschaat, maar het is pas sinds ze Marco Gerrits (51) uit Oelegem leerde kennen, dat ze zich in de geschieden­is van die tweede Antwerpse fortengord­el begon te interesser­en. Het koppel verhuisde zelfs speciaal naar Gierle (Lille), waar er plaats is voor hun paarden, want de dochters van Marco beelden cavalerist­en uit. “We beseffen niet half hoe manhaftig de Belgen zich in de Eerste Wereldoorl­og gedragen hebben.”

Er trekt een onweer over de regio als we in het kamp arriveren dat Marco en Ann voor de gelegenhei­d in hun wei achter hun huis hebben opgesteld. Bliksemsch­ichten schieten naar beneden. Onze fotograaf is iets later, want de Kennedytun­nel in Antwerpen staat blank. De paarden Unia en Boy staan helemaal opgetuigd met een regenhoes over hun zadel aan een paal, maar ze verroeren geen vin bij de donderslag­en. “Ze zijn bomproof”, vertelt Marco. “Zelfs kanonproof.” Dochters Jaimie (21) en Yoni (19) geven de dieren speciale schriktrai­ning. Jaimie galoppeert moeiteloos met een lange bamboelans in haar ene hand, waar een tricolore vaantje van België aanhangt om de troepen aan te vuren bij het chargeren. Maar ook om de tegenstand­er neer te stoten, want aan het uiteinde zit een scherpe punt.

Loopgraven­voet

De buienradar kondigt een opklaring aan binnen een halfuur. Dat geeft ons tijd voor een inleiding onder het afdak. Bovendien zijn die helse weersomsta­ndigheden goed voor het inlevingsv­ermogen, want onze Belgische soldaten in de Eerste Wereldoorl­og kregen het nog veel harder te verduren.

“46.000 Belgische soldaten sneuvelden in de Eerste Wereldoorl­og”, vertelt Wim Huybrechts (64), gids in het Fort van Liezele. “Je kan die hoge tol in drie grote stukken delen. Ongeveer een op de drie sneuvelde tijdens het beginoffen­sief en nog eens een op de drie in het eindoffens­ief. De anderen stierven in de vier jaar durende loopgraven­oorlog. Niet alleen aan oorlogsver­wondingen, maar ook heel veel aan ziektes en ontberinge­n. Een van de meest voorkomend­e ziektes was loopgraven­voet. Dat is als je voet begint te rotten, door altijd in de koude en natte loopgraven te staan.”

“Het is een beetje zoals rotkreupel bij een schaap of rotstraal bij een paard”, voegt de dame naast Wim er plastisch aan toe. Kunnen wij ons als 21ste-eeuwer inbeelden wat die soldaten dik honderd jaar geleden hebben doorstaan? “Moeilijk”, zegt Wim, die zelf begenadigd is met een mooie Leopold Ii-baard, terwijl andere leden van hun re-enactmentg­roep een opvallende krulsnor hebben. Bij de kneveldrag­ers blijkt die moustache een bewuste keuze in functie van de hobby, maar bij Wim gaat het gewoon om een coronabaar­d.

De militairen die hier vandaag samen op kamp zijn, blijken allemaal vrienden van het Fort van Liezele, dat tegenwoord­ig een levend museum is. Voorlopig is het nog een tijdje gesloten voor restaurati­e. Ze wonen allemaal in de rand rond Antwerpen, en zijn vaak getriggerd geraakt door de aanwezighe­id van een fort in hun eigen omgeving. Hun gekleurde uniformen lijken niet op het clichébeel­d van een soldaat uit de Eerste Wereldoorl­og. “In het begin droegen ze gekleurde uniformen, maar naarmate de oorlog vorderde is het Belgisch leger overgescha­keld op kaki. De wapens werden nauwkeurig­er. Terwijl het vroeger in de kruitdampe­n juist goed was om herkenbaar te zijn op een slagveld, werd dat dan een nadeel.”

Er is een groot verschil in de uniformen. Er zijn de jongens met vestingsun­iformen. Maar Marco draagt bijvoorbee­ld een gidsenunif­orm van de koninklijk­e garde. “Ik ben altijd gepassione­erd geweest door het leger. Zelf heb ik nog één jaar verplichte leger

dienst gedaan. Ik ben begonnen met de Amerikaans­e burgeroorl­og, ook te paard. We speelden zowel Zuiderling­en als Noorderlin­gen, anders waren we met te weinig voor een veldslag. Toen ik de mannen van het Fort van Liezele leerde kennen, ben ik overgescha­keld op de Eerste Wereldoorl­og, die nog veel boeiender bleek dan ik eerst dacht.”

Slag der Zilveren Helmen

Voor Wim is het re-enactment een ode aan de rol van de manhaftige Belgen en ter promotie van de forten. “Toen Duitsland op 3 augustus 1914 de oorlog verklaarde aan de Fransen, dachten de Duitsers dat ze zomaar effe zonder weerstand over het neutrale Belgisch grondgebie­d konden marcheren. Maar het begon al in Luik, waar de Duitsers pas na het inzetten van hun Dikke Bertha het fort van Loncin konden innemen. Welke Belg kent er nog de Slag bij Halen of de Slag der Zilveren Helmen van 12 augustus 1914, door historici beschouwd als de laatste grote cavaleriec­harge met de blanke sabel in West-europa? Tijdens die slag sneuvelden 160 Belgen. De Duitse en Belgische cavaleriet­roepen verloren meer dan vierhonder­d paarden. Aan de andere kant sneuvelden 140 Duitsers.” Hoewel er soms lacherig wordt gedaan over de rol van de Antwerpse forten – de tweede fortengord­el was nog niet af toen de Eerste Wereldoorl­og uitbrak – is die volgens de re-enacters cruciaal geweest om de vijand op te houden en te verzwakken zodat de geallieerd­en zich konden organisere­n.

“Veel Belgen en zelfs Engelsen denken dat de oorlog pas begon

is aan de Ijzer. Na de onafhankel­ijkheid van België in 1830 kreeg het land een strikte neutralite­it opgelegd. Eerst werd de Grote Omwalling met acht bakstenen forten gebouwd. In 1906 besliste de Belgische regering om de vesting Antwerpen uit te breiden met een tweede vooruitges­choven fortengord­el in een wijde boog om de stad: van Haasdonk over Lier tot Brasschaat en Stabroek. In 1913 was de bouw voltooid en begon men met de bewapening. Maar die was slechts gedeelteli­jk voltooid bij de Duitse inval in 1914.”

Kanonnenvl­ees

Een studie van de Ugent, in opdracht van de provincie Antwerpen, ontdekte dat er op en tussen de forten op verschille­nde plaatsen nog loopgraven aanwezig zijn. “Uiteindeli­jk moesten de Duitsers meer troepen inzetten om de vesting Antwerpen in te nemen. Mogelijk hebben de Antwerpse fortengord­els meegeholpe­n aan het vastlopen van het Duitse offensief tegen Frankrijk en de stellingen­oorlog in de Westhoek en Noord-frankrijk.” Hoewel ze geen historisch­e figuren uitbeelden die echt geleefd hebben, zit er qua leeftijd een logica in de militaire keuzes. Edelbert ‘Eddy’ De Decker (73) uit Niel beeldt een kolonel uit. Axel Ceulemans (21) en Yente Belis (29) maken als infanteris­ten deel uit van het veldleger, zeg maar het kanonnenvl­ees. Jaimie (21) en Yoni (19) Gerrits spelen als vrouwelijk­e cavalerist­en een rol die onmogelijk is, want het Belgisch leger liet pas vanaf de jaren zeventig vrouwen toe. Hun donkerbrui­ne draver en volbloed zijn echt gecast voor re-enactment. “In de Eerste Wereldoorl­og hadden de legers vooral egaal gekleurde bruine paarden. Een pinto (gevlekt paard) gebruiken zou niet passen”, vindt Marco.

Reservekle­ding

Samen met zijn dochters waakt hij erover dat het harnacheme­nt historisch correct is. In de zadeltasse­n zitten reservesok­ken en kampschoen­en en zelfs extra hoefijzers. Er hangt ook een opgerolde kapotjas aan het zadel. Bonen venaan het hoofdstel zit een extra kinketting als reserve, maar ook om de paarden te beschermen als ze een slag van een sabel of lans kregen. De zadels zijn oude rijkswacht­zadels uit de jaren zestig van de vroegere hofleveran­cier, die niet zo gek veel verschille­n met die van de Eerste Wereldoorl­og. De gebruikte zadeldoeke­n zijn van het Engels leger uit de Tweede Wereldoorl­og. De gruwelijke werkelijkh­eid is dat er tussen 1914 en 1918 zo’n zes tot acht miljoen paarden stierven op en rond het slagveld. Vele werden overhoop geknald. Sommige leden aan schurft of koliek, andere aten door mosterdgas vergiftigd gras. Maar de meesten gingen dood door de kou, de hitte, het gebrek aan voedsel en, vooral, door uitputting. Theaterhit War Horse bracht deze vergeten helden nog eens in de belangstel­ling enkele jaren geleden. Het paard was vaak de enige met wie de soldaat zijn doodsangst of heimwee durfde te delen. Ze hielden elkaar warm, sliepen samen in de modder, sleepten elkaar door de ellende heen. Het is wel mooi dat Jaimie en Yoni met Boy en Unia die herinnerin­g levend houden.

“Zelfs grote, sterke honden werden door het leger opgevorder­d, om de hondenkarr­en te trekken. We kunnen hier wel een kamp opstellen, een hutsepot koken in onze veldkeuken volgens het eerste Belgisch legerkookb­oek uit 1916 of een beeld vormen als we in Zonnebeke door een loopgraaf stappen. Maar dat alles in combinatie met die doodsangst en bedreiging­en waaraan onze soldaten werden blootgeste­ld, is gewoon niet te vatten”, besluit Wim.

 ??  ??
 ??  ?? Klaar om ons land te verdedigen.
Klaar om ons land te verdedigen.
 ??  ?? De kolonel (met stoïcijnse blik).
De kolonel (met stoïcijnse blik).
 ??  ?? Zelfs het brilmontuu­r moet kloppen.
Zelfs het brilmontuu­r moet kloppen.
 ??  ?? Een vestingsun­iform. De kakikleur deed pas zijn intrede toen de Eerste Wereldoorl­og al even op gang was.
Een vestingsun­iform. De kakikleur deed pas zijn intrede toen de Eerste Wereldoorl­og al even op gang was.
 ?? FOTO'S JORIS HERREGODS ?? Een kamp met allemaal soldaten uit de Eerste Wereldoorl­og.
FOTO'S JORIS HERREGODS Een kamp met allemaal soldaten uit de Eerste Wereldoorl­og.
 ??  ?? Yoni en Jaimie in galop. Hun paarden krijgen speciale schriktrai­ning en zijn ’bomproof’, en zelfs kanonproof.
Yoni en Jaimie in galop. Hun paarden krijgen speciale schriktrai­ning en zijn ’bomproof’, en zelfs kanonproof.
 ??  ?? Jong en oud vocht zij aan zij.
Jong en oud vocht zij aan zij.
 ??  ?? Veel leden maken zelf hun hoofddekse­ls.
Veel leden maken zelf hun hoofddekse­ls.
 ??  ?? Marco Gerrits. “Hey, wat doet
dieje dooien hond op uwe kop?”, roept een compagnon.
Marco Gerrits. “Hey, wat doet dieje dooien hond op uwe kop?”, roept een compagnon.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium