Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Op het dak van Jan en Kristina staat een Engelse cottage en … er wonen schapen
Op luchtbeelden lijkt het een Antwerps stadsparkje. Wie ervoor staat, stuit op de gevels van een pakhuis uit de jaren dertig. Daarboven, op de vijfde verdieping, hebben Jan (66) en Kristina (67) Engels een perfect compromis gesloten tussen stad en platteland. Hun dak draagt een Engelse cottage, bomen, hagen en een serre. De stalbewoners maken het plaatje compleet: schapen, kippen en eenden trippelen er tegen de achtergrond van de kathedraal en de Boerentoren. “Dit is onze hemel”, vertellen de bewoners voor ze me inwijden in hun verhaal waarin het koningshuis, Afrikaanse kunst en een professor met een miljoenenidee de hoofdrol wegkapen.
De fierheid om mijn ontdekking wordt door Jan Engels meteen de kop ingedrukt. Ik ben lang niet de eerste journalist die de door Dirk Frimout gesigneerde raketlift naar de vierde verdieping neemt. Collega’s van The Daily Telegraph,
L’Eventail, RTL, The Times, The
World of Interiors en de Duitse tv zagen voor mij al de tocht van Kuifje naar de maan langs de wanden van de lift voorbij glijden. “Het bijzondere is dat de Angelsaksische pers ons eigenlijk als eerste op het spoor kwam. Pas lang daarna volgden de Vlaamse media”, vertelt Jan terwijl ik mijn ogen uitkijk in de woonkamer.
De hele penthouse ademt de sfeer van de Kloosterstraat uit.
Een houten boerenkar, een Mechelse stoof, een vogelkooi met goudvinken en een vijver in een zinken teil trekken de aandacht. Aan de muur hangen een opgezette beflijster en een Mariabeeldje dat ooit de hoek van een Antwerpse straat sierde.
“Ik denk dat het een verslaving is”, zegt Kristina over de verzameldrift van haar man. “Dat wordt nog gevaarlijk met de spelende kleinkinderen.”
Aan een schilderij kleeft een foto van het koppel samen met de Britse prins Charles. Jan twijfelt even of hij het niet was die hun dakgeheim destijds aan de pers verried, maar moet het antwoord schuldig blijven.
De twee leiden me via een trap naar het dak. Als de deur opengaat, ontplooit zich een andere wereld. Graspartijen, klimophagen, rozenstruiken, beuken, een serre met druivelaars en een cottage die in de Efteling niet zou misstaan, nemen me mee naar een plek hier ver vandaan. Maar waar je aan de horizon heuvels zou verwachten, strekt zich de skyline van Antwerpen uit. “Het is het contrast dat dit plekje zo bijzonder maakt”, vertelt Kristina. “Niemand verwacht dit hier. Het is een verrassing. Hier ben ik in de hemel op aarde. Je bent hier alleen en niet alleen.”
“Vanaf deze daktuin zie je alle monumentale kerken van de stad”, pikt Jan in. Ook de Boerentoren, het stadhuis en het Centraal Station kan hij aanwijzen. “Alleen het Vlinderpaleis is te laag om van hier te zien.”
Beestenboel
Terwijl ik volledig opga in het herkennen van Antwerpse monumenten, heeft Jan iets anders in het oog gekregen. “Zag je dat?”, wijst hij. “Een roodstaart. Een zeldzaam vogeltje. Zoiets vind je dus ook in het midden van de stad. Zelf houden we hierboven een verzameling kapucijntjes, meeuwtjes en pauwstaarten.”
Het blijken mooie namen voor de flamboyante duiven op de nok van de cottage. Meteen is duidelijk wie verantwoordelijk is voor de dieren in de daktuin. “Er wonen hier ook kippen, eenden, een lijster en twee Ouessant-schapen, een miniras”, vertelt Jan.
Ik mag het kooitje openzetten, maar beducht voor de vreemdeling blijven de dieren op veilige afstand. Benieuwd vraag ik Jan of hij vreest dat de schapen zonder omheining over de dakrand zullen tuimelen. “Nee, helemaal niet, maar met kwartels en fazanten zijn we wel gestopt omdat ze daadwerkelijk over de rand vielen. Ook de hagedissen, die we eens van vakantie hadden meegenomen, kropen langs de muren naar beneden. Blijkbaar zijn die dieren behoorlijk territoriaal en verdrijven ze hun soortgenoten. Nadien zag ik ze op verschillende plekken in de stad opduiken. Dan wist ik: dat is er ene van mij.”
Het belangrijkste selectiecriterium voor dakdieren blijkt niet het ontbreken van de drift om zich als lemmingen in de afgrond te storten, maar de vorm van hun uitwerpselen. “Alles wat uit de dieren hun achterste komt, moet in een vuilniszak naar beneden voor de huisvuilophaling”, weet Jan. “Ik heb dus liever droge keutels die makkelijk op te ruimen zijn. Dat is bijvoorbeeld de reden waarom we ons plan om minipaardjes te introduceren niet hebben doorgevoerd.”
Een prof met een idee
Het koppel woont nu zo’n dertig jaar in pakhuis Yzernatie dat als bouwkundig erfgoed geklasseerd staat. “Bij de eerste bezichtiging zag ik al het potentieel van dit dak”, vertelt Jan. “Dit pand stamt uit de eerste jaren van de betonrage. Bouwen met beton was nieuw. Bij berekeningen voor stevigheid werd op veilig gespeeld. Bovendien waren er eerst plannen voor zes verdiepingen, dus wist ik dat dit dak wel wat kon dragen. Voor de daktuin hebben we een soort badkuip gemaakt met isolatie, een noppendoek en een wortelnet. Daarin ligt veertig centimeter aarde vermengd met as en TerraCottem. Dat laatste ingrediënt was destijds experimenteel. Het is een poeder dat de Gentse professor Willem Van Cotthem in de jaren tachtig uitvond en waarmee hij woestijnzand vruchtbaarder kon maken. Het zorgt ervoor dat de grond op dit dak werkt als een pudding die water langer vasthoudt. Een heel ingenieus idee. Jammer genoeg had de professor geen multinational achter zich en raakte zijn uitvinding nooit helemaal van de grond, maar hier werkt het perfect.”
De rest van het pakhuis en enkele aanpalende gebouwen zijn onderdeel van Jans bedrijf dat volgend jaar naar Malle verhuist. Logisch dus dat Kristina en Jan even twijfelden om ook naar een stulpje in de Antwerpse rand te trekken. “Alles hier is verkocht”, vertelt Kristina. “Maar deze bovenste verdieping en het dak wilden we niet van de hand doen. Ik kom zelf uit Overijse, maar ben helemaal verliefd geworden op Antwerpen. Ik wil hier niet meer weg. De fascinatie voor deze stad begon al toen ik vroeger op schoolreis naar hier mocht. Antwerpen is een dorp in het groot, met zo veel meer dynamiek en verbondenheid dan Brussel. Wanneer ik daar ben, wil ik meteen terug naar mijn tuin waar ik rust vind. Hier ben ik dicht bij Onze-LieveVrouw”, zegt ze terwijl ze naar de kathedraal kijkt. “Dat is de patroonheilige van Antwerpen. Jan
Kristina Daktuineigenares
“De fascinatie voor deze stad begon al toen ik vroeger op schoolreis naar hier mocht. Antwerpen is een dorp in het groot, met zo veel meer dynamiek en verbondenheid dan Brussel.”
is ginds conservator van de kapel van de kathedraal. Ik kom uit een heel katholiek gezin van dertien kinderen. Ik hoef niet te mediteren of aan yoga te doen op mijn dak. Ik heb mijn relatie met OnzeLieve-Vrouw. Geloven vraagt intellectuele nederigheid. Je hebt dat niet, je beleeft dat.”
Mathieu & Guillaume
Jan en Kristina hebben van liefdadigheid een levensdoel gemaakt. Beiden zitten in het bestuur van de vzw Anade, een vereniging voor hulp aan kinderen in nood. “De vzw werd ooit gesticht door prinses Grace van Monaco”, verklapt Kristina. “Tegenwoordig staat ze onder de Hoge Bescherming van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid. Zij is voor mij een bijzondere steun. We werken nauw samen met het Middelheimziekenhuis, waar we kindjes met kanker steunen en Musica Mundi, waar we de ongelooflijke muzikale talenten van kinderen helpen ontwikkelen. We werken ook samen met OCMW’s, scholen, Jeugdzorg en de dienst Verzoekschriften en Sociale Zaken van het Koninklijk Paleis. Om dat te financieren, organiseren wij culturele rondleidingen, concerten of lezingen.”
De daktuin van Jan en Kristina speelt daar geregeld een rol in. “Dirk Frimout, Herman Van Rompuy, Prinses Lea, Edouard Vermeulen, Axel Vervoordt, bisschoppen, ambassadeurs, consuls en vele anderen waren hier al te gast voor Anade.”
Meteen begrijp ik waar die handtekening op de lift vandaan komt. “Maar ook optredens hebben al op het dak plaatsgevonden. Zelfs van onze eigen zonen: Mathieu en Guillaume.”
Hoor ik dat goed? Ik sta in het ouderlijk huis van de muzikale broers die bekend werden dankzij het tv-programma X Factor. Het moederhart van Kristina bloeit helemaal open wanneer ze me vertelt dat de heren pas nog in het Sportpaleis speelden en net een nieuwe Franstalige single opnamen. “Ze zijn eigenlijk nog maar pas het huis uit. Ze hebben hier tot diep in hun twintiger jaren gewoond.” Als ik om me heen kijk, kan ik ze geen ongelijk geven.
JAS
Kristina wil me nog iets laten zien en neemt me mee naar een andere verdieping van het gebouw. We betreden een gigantische ruimte vol maskers en andere beelden. “Dit is het JAS”, vertelt ze. “Dat staat voor Jan aan de Stroom, een knipoog naar het MAS hier wat verderop. Het is een privémuseum voor Afrikaanse kunst. Ook hier geven we rondleidingen om geld in te zamelen voor Anade.”
Sommige maskers hebben de vorm van een olifant, andere beelden werden aan het aantal spijkers te zien gebruikt voor voodoopraktijken. “Het bijzondere is dat geen enkele van deze beelden als kunst geproduceerd werd”, weet Kristina. “Het zijn allemaal gebruiksvoorwerpen. Je ziet besnijdenismaskers, beelden tegen ziekten, voor vruchtbaarheid of maskers met andere functies.”
De dame leidt me als een volleerd gids de ruimte rond. En dat is ze ook. “Jan is deze verzameling gestart. Ik vond het aanvankelijk maar niks. Toch ben ik een cursus gaan volgen in het Museum voor Midden-Afrika in Tervuren. Daar leerde ik hoe je naar deze kunst moet kijken. De verzameling heeft mij als streng katholiek opgevoed meisje zo veel toleranter gemaakt. Je leert je inleven in de gevoelswereld van een ander.”
Als ik vraag wat het koppel nog graag anders zou zien aan de daktuin heeft Jan meteen een antwoord klaar. “Wel, daarstraks zei ik toch dat ons dak eigenlijk een grote badkuip is. Als we die nu eens gewoon helemaal zouden vullen met water? Dat is isolerend, zonwerend en onderhoudsvriendelijk. Vanop een ponton in het midden kijk je dan uit op één grote waterspiegel tot aan de rand. Zou dat niet prachtig zijn?”
“En dan de kleinkinderen in het water zien verzuipen zeker”, keldert Kristina het ideetje onmiddellijk.
“Ach, aan ’t Scheld moet ge ook van de rand wegblijven hè”, komt Jan gevat terug.