Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Huiszwaluwen breken records, uil en torenvalk hebben het moeilijk
Bij de eerste, jaarlijkse tellingen van het aantal bewoonde nesten in de Rupelstreek, hebben de huiszwaluwen verbluffende resultaten laten noteren. Bij de kerkuil en torenvalk blijkt het aantal broedgevallen aan de lage kant. De reden: té weinig muizen.
De voorbije weken gingen vrijwilligers van Natuurpunt op pad voor de jaarlijkse tellingen. “In de centrumstraten van Boom, in de Herbekestraat in Hemiksem en aan de gebouwen van de oude Electrabelcentrale in Schelle werden de resultaten van de vorige jaren verpulverd”, vertelt Erik De Keersmaecker van Natuurpunt. “In Boom werden 35 bewoonde nesten geteld, tegenover zestien nesten vorig jaar. Om dergelijke cijfers te halen, moeten we al twintig jaar terug in de tijd. De Groene Hofstraat en de Leopoldstraat vormen de kern van de kolonie. Daarnaast telden we aan de gebouwen van de PTS 34 bewoonde nesten, ook al een absoluut record. Dat is het hoogste aantal ooit geteld sinds de start van de tellingen in 1994. Alleen in Rumst telden we, tegen de trend in, minder bewoonde nesten.”
Een controleronde van de kerkuilnestkasten daarentegen lijkt de stelling van Vogelonderzoek Nederland te bevestigen dat 2022 voor sommige inlandse uilensoorten een moeilijk jaar wordt. In de 31 nestkasten in de Rupelstreek en Klein-brabant werd in 24 bewoning vastgesteld, maar er is slechts in zeven nesten sprake van een geslaagd broedgeval. De reden is een ‘daljaar’ bij de favoriete prooien van de kerkuil en dat zijn muizen. Kerkuilen zijn specialisten muizenjagers en minder goed in staat om op andere prooien over te schakelen.
Dat is ook het geval bij de torenvalken. Er werden slechts zes bewoonde nestkasten aangetroffen, met slechts één broedgeval. “Een aangename verrassing was wel de vaststelling van een broedgeval tegen de schouw van Wienerberger in Rumst. Torenvalken bouwen geen eigen nest. Op de site van Wienerberger hebben ze gebruikgemaakt van een oud kraaiennest. In het nest zitten drie jonge torenvalken”, licht Erik De Keersmaecker toe.
De steenuiltjes ten slotte lijken zich er weinig van aan te trekken. Zij kunnen makkelijker overschakelen naar andere voedselbronnen. Van de tien bewoonde nestkasten werd er in zeven een geslaagd broedgeval genoteerd met in totaal zestien steenuiltjes.