Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Herkenbare stad, andere wereld
Marcel Gruyaert bracht het Antwerpen van 1958 tot leven, film nu herontdekt in Felixarchief
Beeld voor beeld, film voor film komt het verleden van Antwerpen opnieuw tot leven dankzij de vlotte samenwerking tussen het Felixarchief en Meemoo, dat al die oude films en foto’s digitaliseert. Een van de nieuwste ontdekkingen is een toeristische film die Marcel Gruyaert in 1958 over onze stad maakte. Gruyaert was de vader van fotograaf Harry en regisseur Jan. Die laatste vertelt ons over het werk van hun vader dat hem en zijn broer inspireerde.
Dokwerkers lossen nog schepen aan de Scheldekaaien, er staan auto’s geparkeerd op de Handschoenmarkt, op de Stadswaag sjokken natiepaarden, aan de
van Sint-Anneke zwemmen ze volop in de Schelde en een rok op de Vogelmarkt kost 95 frank. Het Antwerpen van 1958 is weliswaar herkenbaar, maar tegelijk ook een totaal andere wereld.
Marcel Gruyaert was 44 toen hij de film maakte. Twee jaar later won hij er een medaille mee op het Festival van de Belgische Film. Zijn zoon Jan (78) haalt de medaille uit een doosje dat hij samen met andere spullen van zijn vader bewaart. In de jaren 60 stapte Jan in de voetsporen van zijn vader, net zoals zijn broer Harry. Harry trok de wijde wereld in en vergaarde roem als fotograaf voor het agentschap Magnum, Jan werd film- en tv-regisseur en gaf decennia les aan de Antwerpse Academie.
“Mijn vader fotografeerde en filmde als hobby”, vertelt zoon Jan aan de keukentafel in zijn huis in de Begijnenstraat. “Maar hij was wel een specialist. Bij Gevaert in Mortsel stond hij aan het hoofd van de dienst scholing. Fotografen, cineasten en docenten uit heel Europa kregen bij hem een opleiding van veertien dagen over de technieken en materialen van Gevaert. En zelf was hij lid van de hobbyfilmclub van het bedrijf.”
Toeristische film
De Vlasschaard, plage
Gruyaert senior had in 1954 ook al een toeristische film over Antwerpen gedraaid, waarmee hij eveneens in de prijzen viel. Maar zijn bekendste werk heet een film uit de jaren 40 waarmee hij in Tsjechoslovakije de prijs voor de beste documentaire won. Jans bekendste werk is dan weer
de film uit 1983 met Vic Moeremans en Dora Van der Groen, naar de roman van Stijn Streuvels. “Het toeval wilde dat ik in die periode ook nog op de Vlasmarkt woonde”, zegt Gruyaert.
Marcel was in het begin van de Eerste Wereldoorlog geboren als zoon van naar Antwerpen geëmigreerde West-Vlamingen. Zijn vader was politieagent en het gezin woonde in een schamel appartement op het Kiel, maar er was veel aandacht voor kunst en cultuur. Hij was een uitstekende leerling en studeerde handelswetenschappen aan de universiteit. Film fascineerde hem – als kind glipte hij al vaak binnen in de
Het Vlas, buurtcinema’s van het Kiel – en Gevaert in Mortsel was dan ook de ideale werkgever. Zijn eerste eigen 16-millimetercamera camera, een Paillard, kon hij tijdens de Tweede Wereldoorlog kopen door de trouwschoenen van zijn vrouw te verkopen net als een paar kilo chocolade die hij via via clandestien had gekregen.
“Mijn vader maakte niet alleen documentaires, maar ook familiefilmpjes”, vertelt Jan. “16 uur pellicule in totaal. Daarmee kunnen we onze hele jeugd en die van onze kinderen reconstrueren. Dat waren kilo’s en kilo’s film. Ik heb een jaar besteed aan de montage tot een film van drie uur en in die periode stond ik vol uitslag, van de chemische uitwasemingen van de pellicule. Toen het werk klaar was, ging ook de uitslag weg.”
Fictiefilms
Marcel verzon ook zijn eigen fictiefilms, waarin het hele gezin meespeelde. Een ervan heette
“Daarin speelde mijn moeder een vrouw die haar portemonnee met voedselbonnen was verloren tijdens de oorlog en
Groot
Verlies.
Een zo in armoede verviel. Er was ook een film met herinneringen aan de oorlog: je ziet dat mijn vader alleen thuis is en in de kelder slaapt, waar hij een radio heeft verstopt om stiekem naar de BBC te luisteren. Ik heb heel lang gedacht dat het echt was, tot ik ontdekte dat hij die film pas jaren na de oorlog had gemaakt.”
“Als kind was ik zwaar astmatisch en vaak ziek thuis”, zegt Jan. “Dan keek ik thuis ook naar films die mijn vader van zijn werk meebracht. Ik herinner me een documentaire over Indië, of een film over de productie van de Jeep. Ik draaide ze grijs op zijn projector, die hier nog altijd staat. En zo is mijn eigen passie voor de film ontstaan. Ik ging studeren aan de Academie van Breda en mijn eerste film, maakte ik in 1966 ook met de camera van mijn vader. Ik gebruikte toen ook het travelkarretje dat hij zelf uitgevonden en gemaakt had. Hij had een technische knobbel die ik van hem geërfd heb. Toen ik les gaf aan de Academie gebruikte ik nog steeds het materiaal van mijn vader.” Jan haalt uit een andere kamer een zwart koffertje en een mallet bij en haalt er onder andere een grijswig, een regenboograster en een daguerotype uit de negentiende eeuw uit. “Ik heb heel mijn leven mensen ontmoet die me vertelden dat ze bij Gevaert les hebben gekregen van mijn vader. Ook buitenlanders.”
Halverwege de jaren 60 fuseerde Gevaert met het Duitse Agfa. Een paar jaar later verhuisde het bedrijf Marcels school met de fotostudio en dertien donkere kamers van Mortsel naar Leverkusen. “Dat was een enorme klap voor mijn vader”, zegt Jan. “Die school was zijn levenswerk, hij had die vanuit het niets opgebouwd. En hij sukkelde in een zware depressie. Op zijn 62ste is hij gestopt.”
Conflict
Kamer met
Uitzicht,
In het gezin Gruyaert heerste al die jaren ook een sluimerend conflict. “Onze ouders waren zéér religieus en in de ban van de charismatische beweging, terwijl vijf van hun zes kinderen ongelovig waren. Alleen onze oudste zus was kloosterzuster geworden. Er waren constant wrijvingen. Maar in 1980 werd onze zus vermoord in Congo. Daarna is onze vader milder geworden en kwam er opnieuw toenadering. En toen hij 70 was, kreeg hij een varkensklep in zijn hart. Daarna werd hij zowaar een lieve man.” De zoon lacht.
Marcel Gruyaert, die ook mee aan de wieg had gestaan van het Fotomuseum, toen nog in het Sterckxhof, zou nog 95 jaar worden. Hij stierf in 2009. “Na mijn eerste film had Joz Van Liempt (de gezaghebbende filmcriticus van de openbare omroep, red.)
me een waardige opvolger van mijn vader genoemd. Daar was ik toen razend over. Als jonge gast wilde ik helemaal niet met hem vergeleken worden. Pas veel later heb ik het compliment van Van Liempt kunnen aanvaarden.”
Filmregisseur
“Bij Gevaert stond mijn vader aan het hoofd van de dienst scholing. Fotografen, docenten en cineasten uit heel Europa kregen bij hem een opleiding over de technieken en materialen van Gevaert.”