Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Wet op de krijgsdienstbaarheden
De ‘wet op de krijgsdienstbaarheden’ of ‘militaire servituten’ dateert van 4 februari 1815, nog net onder het Franse bewind. Binnen een afstand van 585 meter van een versterkingswerk was het verboden om stenen constructies op te trekken. Wat er al stond en dus mogelijk in de weg zat, werd genadeloos afgebroken.
In 1859 besliste de Belgische overheid om van Antwerpen de steunpilaar van de landsverdediging te maken en de stad om te vormen tot het ‘Nationaal Reduit’. Dat leidde tot de Brialmont-omwalling met vooruitgeschoven forten.
De impact op de bouwlust van de Antwerpenaars was enorm, met veel politiek gewoel en burgerprotest. Maar ze namen het risico en in de schootsvelden werden heel wat servitutenwoningen én villa’s gebouwd. Volledig in de Amerikaanse houtsoort pitchpine, enkel de kelder mocht gemetseld worden. Op de zijgevels kwamen er ijzeren ringen. Bij de sloop werden daar kettingen aan bevestigd zodat paarden de muren snel uit elkaar konden trekken. Platbranden was ook een optie.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden bewoners van zo’n houten huis pijnlijk aan de wet op de krijgsdienstbaarheden herinnerd. Nog voor er één schot op de stad was gelost, waren de gebieden rond de omwalling en de forten al een slagveld. Vooral Mortsel, dat in het schootsveld van maar liefst drie forten lag, kreeg het zwaar te verduren. Al op 7 augustus 1914 stonden de houten villa’s in de Sint-benedictusstraat in lichterlaaie.
In totaal zijn er in het Antwerpse 286 woningen door de Belgische genietroepen gesloopt.
Met de declassering van de omwalling werd de wet in 1924 opgeheven. De oorlog had ons immers geleerd dat de dreiging niet langer van een grondoffensief kwam maar vanuit de lucht. De vrijgekomen ruimte werd ingenomen door prestigieuze projecten zoals de luchthaven van Deurne, de Tentoonstellingswijk en de Antwerpse Ring. Van de houten servitutenwoningen bleven er uiteindelijk een veertigtal overeind.