“Wildplassen en zwerfvuil zijn voor ons taboe”
KAMPEREN TUSSEN MOBILHOMES OP PARKING VAN CLB
NEERPELT - Mijn geboorteplaats Neerpelt is op enkele jaren tijd bijna geruisloos een nationaal begrip geworden onder bezitters van mobilhomes en motorhomes. De tien standplaatsen aan de Passantenhaven worden met hun uitzicht op het kanaal en de aanwezigheid van stroom en stromend water op menige website beloond met vijf sterren. Met als gevolg dat ze dan ook heel vaak allemaal bezet zijn. Ook ik ving daar op een zomerse maandagavond bot. Geen nood, zo stellen diezelfde websites, wat verderop ligt een parking waar jullie ook welkom zijn. En inderdaad: in de schaduw van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding parkeerde ik mijn camionette met slaapzak tussen de meest luxueuze campers. Of hoe een banale parking ’s avonds blinkt als een camping. De tiental imposante kampeerwagens die kriskras standhouden op het parkeerterrein vertonen weinig tekenen van leven als ik via de toegang aan de Bermstraat kom aangereden. Pas als ik na het parkeren, een klaptafel met stoeltjes installeer op het asfalt, wordt er van tussen rolluikjes gepiept. Schichtige ogen schieten heen en weer. En ik voel ik me bekeken als een buitenaardse levensvorm die zojuist zonevreemd geland is. Ik stap naar een koppel dat voor hun mobilhome zit te genieten van de zon. Mag ik hier wel staan, vraag ik hen. “Als het ginder boven aan het kanaal volstaat, mogen we hier staan. Dat wordt gedoogd”, vertelt Guido Claesen (60) die samen met zijn vrouw Marie-Therèse zijn woonplaats in de buurt van Diksmuide inruilt om op een Neerpelts parkeerterrein vakanaan tie te houden. Hun hondje Blacky blaft me welkom toe. “Boven mag je maar 48 uur verblijven, en dan moet je 14 dagen wegblijven. Om iedereen een kans te geven. Hier geldt dat niet, maar we wandelen soms naar daar om water te nemen en ons toilet te legen. Eigenlijk staan we liever hier.”
Profiteurs?
Terwijl ik argwaan voel omslaan in warme gastvrijheid, komt weer een camper aangereden. Er zouden die avond nog enkelen volgen. Wie erbij komt, wordt telkens hartelijk begroet. “Na jaren kennen we elkaar allemaal. De mobilhomegebruikers vormen een klein wereldje. Zelfs als we tijdens de winter naar Spanje reizen, staan we soms onverwacht naast elkaar op een standplaats”, pikt Marie-Therèse in. “Hier in Neerpelt alleen al komen we vier keer per jaar. Neen, saai wordt dat nooit. Van hieruit gaan we veel fietsen.” Het ijs is gebroken, ik voel me gedoogd. “Mijn huis verkopen in Lokeren en in mijn mobilhome wonen, ik zou dat kunnen”, vertelt bruggepensioneerde Luc Ronsse (58). In het gezelschap van zijn vrouw en vierjarige kleindochter verblijft hij enkele dagen in Neerpelt. “We amuseren ons. Zondag was er een kunstmarkt in het centrum. Vroeger gingen we naar de kust, maar daar mogen we nergens meer langs de weg staan met onze mobilhomes. Niet overal zien ze ons graag komen, hé. Er zijn mensen die ons profiteurs vinden.” De lieve man kijkt er oprecht aangeslagen bij. Ik vertel voorzichtig dat enkele jaren geleden in Neerpelt sommigen er ook zo over dachten, toen die witte ‘woonwagens’ voor het eerst opdoken. “Ik ken de verwijten wel: dat we niks verteren en alles zelf meebrengen. Niks van.”Ook Claesen begrijpt die kritiek niet. “Hier is ook een Colruyt, en die is evengoed als thuis. Waarom zouden we dat allemaal meesleuren?”
Parijs
De avond valt en het CLB-gebouw lijkt bij zonsondergang met de hulp van wat verbeelding - en vooral van goedkoop bier - op La Défense in Parijs. Ik voel voor de eerste keer iets wat lijkt op een vakantiegevoel. Onder de trouwe kampeerders gelden ook blijkbaar heel wat ongeschreven wetten. “Om tien uur gaan we meestal slapen, en wordt verwacht dat iedereen stil is”, hint Claesen me met vaderlijke stem. Ook de sociale controle is groot. “Dieven krijgen geen kans, want we houden elkaars wagens in de gaten. En ’s morgens parkeert hier ook het personeel om de werkdag aan te vatten. Sommigen zeggen dan vriendelijk goedendag, anderen negeren ons.” Ik heb nog een uurtje voor slaaptijd de kans om iets te eten. Ik steek een instant-barbecue aan, en verbrand een worst.
Flaporen
“Hela, dat mag niet van de wet”, stuift iemand uit zijn mobilhome wanneer een rookgordijn over de parking waaiert. Binnen de kortste keren wordt mijn dampende kookset omsingeld door een vijftal vakantiegangers. “Barbecueën, dat mag hier echt niet. Doe maar uit. Straks krijgen wij naar ons voeten door uw schuld.” Ik bied wat blikjes bier aan als goedmaker. Uit de richting van het kanaal stapt een man met een viskoffer rond de schouder naar zijn camper. “Wie ik ben? Mickey noemen ze me hier”, wijst hij brommend naar zijn uitstekende flaporen en slaat de deur achter zich dicht.
Onafhankelijk
Het is nu echt donker en iedereen is in zijn witte mobiele hol gekropen. Alleen achtergebleven bijt ik in een slecht gebakken barbecueworst waar zelfs Blacky niet naar omkijkt. Ik slurp nog aan een lauw blikje bier. De slaapzak in mijn camionette is een aanlokkelijk vooruitzicht, maar het werd geen zalige nacht. Mijn maaginhoud roept de onafhankelijkheid uit en ik moet vroegtijdig de uittocht blazen. “Niks slecht schrijven over ons, hé. Anders mogen we hier misschien ook niet meer komen”, roept een bekende stem me na in het duister. Ik draai me om. “Da’s beloofd, Luc.”