JOOST VAESEN
Historicus ontmaskert mythes
meer Vlamingen, maar daar zijn twee logische verklaringen voor: er waren nu eenmaal meer Vlaamse dan Waalse soldaten en doordat het Belgische leger zich teruggetrokken had in de Westhoek gebeurde de rekrutering van nieuwe soldaten ook enkel daar. “Er werd meteen gesproken van 25 procent meer Vlaamse gesneuvelden, maar dat cijfer klopt niet. Bovendien is ook het aantal sympathisanten van de Frontbeweging overdreven. Die was maar in enkele eenheden sterk ingebed.” De glorieuze overwinning van het Belgische leger in de Slag der Zilveren Helmen in Halen, nog zo’n mythe? “Inderdaad. Men schat dat daar zo’n 140 à 150 doden zijn gevallen aan beide kanten, in militaire termen een erg beperkte veldslag dus. Het belang en de relevantie van die confrontatie is vrij klein, het was enkel een verkenning van de Duitse rechterflank, maar het Belgische leger heeft de veldslag goed gebruikt in haar propaganda omdat het een overwinning nodig had. Ook al was het eigenlijk geen overwinning. Sommige academici in het buitenland noemen ‘The Battle of Haelen’ een nonvictory. Je hebt de vijand tegengehouden, maar je hebt geen doorslaggevende veldslag gewonnen. Je hebt alleen maar standgehouden, niet meer dan dat. Dat is een heel mooi voorbeeld hoe de perceptie vaak anders is dan de realiteit. Dat heeft ook te maken met het gebrek aan transnationale geschiedschrijving. Iedereen kijkt naar zijn eigen land, en in het geval van België zelfs naar Vlaanderen of Wallonië. Terwijl je eigenlijk geen geschiedenis kan schrijven zonder over de grenzen te kijken.” Dat is wel nog altijd wat er in de scholen verteld wordt: het kleine België dat
dapper weerstand biedt: brave little
Belgium. “Dat is de klassieke tegenstelling tussen wat er in de schoolboeken staat en het wetenschappelijk onderzoek. Daaraan zie je trouwens ook hoe hardnekkig de propaganda is die van in het begin werd verspreid door de Belgen en geallieerden: dat de forten rond Luik (Lüttich in het Duits, nvdr.) onoverwinnelijk waren en dat ze goed hadden gewerkt. In Duitsland daarentegen werd voor dezelfde gebeurtenis een nieuw woord uitgevonden: Lüttichieren, wat zoveel wil zeggen als iets sneller bereiken dan je had gehoopt. Dit is dus een mooi voorbeeld van hoe je twee verschillende realiteiten hebt, afhankelijk van het land waarin je woont. Allebei propaganda natuurlijk, want zo gemakkelijk als de Duitsers het voorstelden was het ook niet.” Hoe ver staan we eigenlijk, een jaar voor de grote herdenking? “We kunnen 99 jaar na het begin van de oorlog nog altijd niet zeggen hoeveel slachtoffers er precies zijn gevallen in België. Voor de slag rond Luik in 1914 deden er van in het begin wilde cijfers de ronde, over 25.000 tot 50.000 Duitse doden. Terwijl men waarschijnlijk maar aan 1.900 zal geraken.”
VOLTREFFER “Dat is ook het geval voor de Belgische kant. Een mooi voorbeeld is het Luikse fort van Loncin dat op 15 augustus ontplofte na een voltreffer op de munitieopslagplaats. Als je vandaag Loncin gaat bezoeken, zie je een heel mooie steen aan de ingang met als opschrift: ‘Gedenk hier dat 550 soldaten hun leven hebben gegeven voor het heil van de wereld’. Het verhaal van opoffering. Terwijl men een aantal jaren geleden daar dieper op in is gegaan en men maar aan 132 doden komt. Op sommige herdenkingsmonumenten stonden zelfs namen van mensen die nog in leven waren.” Waarom duurde het zo lang voor men daarachter kwam? “Omdat je academici en experts nodig hebt die zich daarmee bezighouden. Militaire geschiedenis ligt op de Belgische universiteiten in de onderste schuif. Ik doe bijvoorbeeld zelf politiek-historisch onderzoek naar de rol van Brussel in België. Als ik iets over militaire geschiedenis wil schrijven, moet dat in mijn vrije tijd gebeuren. Tot voor kort was het trouwens ook not done om vraagtekens te zetten bij die heroïsche verhalen. Nog tijdens en meteen na de oorlog werd er wel al onderzoek gedaan, maar vaak had die militaire geschiedenis een erg patriottische en chauvinistische ondertoon. Niet in het minst vanuit het Belgische leger zelf. Het leger wilde zich na de heldhaftige verdediging van het land als een belangrijke machtsfactor opwerpen. Daarom dat het verhaal van opoffering voor het vaderland zo belangrijk was, om te tonen dat een sterk leger nodig was en dat investeren in defensie loonde. In 1922 selecteerde het ministerie van Landsverdediging zelfs een aantal herdenkingslocaties om dat hele discours te ondersteunen. De Dodengang is op die manier gered, door het leger zelf, samen met 23 andere sites.”
Geen enkele daarvan ligt in Limburg? “Dat klopt. Limburg is relatief gezien ongeschonden uit de oorlog gekomen. Er is na de oorlog een lijst aangelegd met alle vernielde huizen. In Limburg kom je dan op 341 vernielde woningen, wat relatief weinig is in vergelijking met andere provincies. Al wil dat niet zeggen dat er hier geen verhalen te vertellen zijn. De grote uitdaging zal zijn om nieuwe archiefbronnen en gegevens aan te boren. Wat was bijvoorbeeld de rol van het Kamp van Beverlo als opleidingscentrum voor het Duitse leger? Hoe zat het precies met de tests van gifgas op schapen in Meeuwen-Gruitrode? Dat zijn allemaal zaken die verder uitgezocht kunnen worden. Ik hoop dan ook dat er middelen komen om het onderzoek van de heemkundige kringen en andere geschiedenisliefhebbers in confrontatie te brengen met elkaar. Zodat ze ook van elkaar leren en dat academici ook te weten komen wat voor kennis daar geproduceerd wordt. Want er worden heel veel stukjes van verhalen geschreven, maar als ze niet worden samengebracht, verliezen ze van hun waarde. Dus waarom die informatie niet samenbrengen in een overzichtstentoonstelling? Ik kijk daarvoor vooral naar de provincie Limburg.” Hoe kan Limburg concurreren tegen West-Vlaanderen en vermijden dat iedereen naar de Westhoek trekt? “Ik weet niet of je het moet bekijken als concurrentie tussen bepaalde streken. Heel veel van die sites in de Westhoek gaan uit van hun eigen verhaal. De Dodengang, de IJzertoren,... het zijn fragmenten van een veel groter verhaal. Waarom kunnen we in Limburg niet eens naar dat grotere verhaal kijken? Hoe leefden de mensen bijvoorbeeld tijdens de bezetting? Dat is een heel erg interessant invalshoek, want België is in dat opzicht quasi uniek in de Eerste Wereldoorlog. Geen enkel ander land werd bijna volledig bezet. Uiteraard moet je dan wel weten wat er allemaal te vinden is. En daar knelt voor ons het schoentje. Op dit moment heeft Limburg geen allesomvattende inventaris van het oorlogserfgoed. West-Vlaanderen heeft in dat opzicht 20 jaar voorsprong.”