“Ik zoek altijd op voorhand een vluchtweg”
Aurélia (43) overleefde bloedbad in de Bataclan
Aurélia Gilbert was op vrijdagavond 13 november 2015 in concertzaal Le Bataclan. “Ik ben geen grote fan van The Eagles of Death Metal, wel van hun drummer die ook frontman is van Queens of the Stone Age. Uiteindelijk speelde hij die avond niet. Enfin, ik had een ticket, samen met een bevriend koppel. Mijn man had zijn ticket nog weggegeven zodat ook hun 19-jarige dochter meekon. Eigenlijk waren we te laat. Maar niet voor de terreur.” Parisiennes kunnen snel spreken. Inclusief Aurélia Gilbert (43), een digitale manager bij een internationale groep uit de Parijse banlieue. Ze heeft de Bataclan overleefd. Sterker, ze is zelfs niet gewond geraakt. “Al zal ik niet vergeten hoe blij en ontzet tegelijk mijn familie keek toen ik na al die uren weer thuiskwam. Blijkbaar zat ik helemaal onder het bloed. Bloed van gewonden die ik ter plekke heb proberen te helpen.”
Hyperwaakzaam
Haar verhaal rolt er zo uit. Vertellen is ook een therapie. Getuigen vindt ze belangrijk. Ze heeft geen nachtmerries, geen posttraumatisch stresssyndroom en ook geen schuldgevoelens. Het gevoel dat vele overlevers van de Bataclan wel hebben: Waarom zij en ik niet? Aurélia: “Ik herken het wel. Maar als ik er over nadenk, mag ik me niet schuldig voelen. Er zat geen logica achter die moorden. Het was zo veel mogelijk doden maken, dat wilden ze.” En toch is ook haar leven helemaal anders. Op haar verjaardag, een week later, is ze op de buiten. “Ik hoorde schoten. Zeker 30 seconden was ik als verlamd. Toen besefte ik: Het zijn maar jagers. Sinds die 13de november ben ik hyperwaakzaam. Ik kijk altijd rond. Zoek altijd een vluchtweg op voorhand. Met kerst was ik niet op mijn gemak in dat winkelcentrum. En ja, wellicht helpt het ook dat ik me engageer voor 13onze15 fraternité et vérité, de vereniging van de slachtoffers.”
Paniek, paniek
Aurélia is nochtans een getuige van twee uur absolute horror. “Het voorprogramma was al voorbij toen we de zaal binnenkwamen. We zijn niet tussen het gewoel voor het podium gaan staan. Wel rechts opzij, onder de balkons. Iets rustiger. Bovendien wat hoger. De dochter van onze vrienden vond dat ook aangenamer. Om twintig voor tien hoor ik plots schoten. Ik wist meteen: Dit zijn geen bommetjes, geen special effects. Onmiddellijk heb ik me op de grond gegooid. M’n vriendin bleef staan. Dat is maar vuurwerk, zei ze nog. We hebben haar naar beneden getrokken. Iedereen lag intussen op de grond, dicht bijeen. Ze schoten echt hun kalasjnikovs leeg. In salvo’s. En de kogels kwamen dichterbij.” “Toen ze moesten herladen, heb ik even gekeken. Het was Amimour, een van de drie. Hij was heel rustig, bleek ook. En ze begonnen opnieuw. Paniek, paniek... Mensen rond mij raakten gewond. Een man vlakbij schreeuwde zijn pijn uit. Achter mij probeerden de mensen de zaal uit te vluchten. Maar voor ons stond een deur open. En iemand van de veiligheid riep: Sta op. Loop snel naar hier. Ik heb die zwaargewonde man onder mijn arm genomen en zijn door die deur geraakt. Waar we in een trappenhal terechtkwamen zonder uitweg. Daar heb ik de eerste zorgen toegediend aan die man met een kogel in de rug. Er waren nog zwaargewonden. Maak geen lawaai, zet uw gsm stil, fluisterden we. Zo’n schrik dat ze ons zouden horen. Toen heb ik de eerste sms naar mijn man gestuurd.”
Oorlog
“Intussen bleven we schoten horen. Nu was het schot per schot. De mensen in de zaal werden echt afgemaakt. Plots was er die geweldige ontploffing. De muren trilden. Amimour had zijn bommengordel doen ontploffen. Op dat moment moeten de eerste politiemensen zijn binnengekomen. Dat heeft onze levens gered. We stelden elkaar gerust: De politie is hier, nu komt alles goed.” “We hoorden Frans. Special Forces. Ze waren supernerveus. Ik begreep dat er nog terroristen in leven moesten zijn. Ze fouilleerden ons om zeker te zijn dat niet een van hen zich onder ons verstopt had. Kijk naar de grond. En hou elkaar vast, zeiden ze. Zo moesten we door de zaal buiten raken. Maar ik stapte voorop. Ik moest wel kijken. Dat was ... oorlog. Mensen zaten overal verstopt. Zelfs achter valse plafonds. En weer was er zo’n zware ontploffing. Verder, verder, beval de politie.” Intussen hadden twee van de drie terroristen zich verschanst op de eerste verdieping van het balkon. Waar ze ook gijzelaars hadden genomen. “Uiteindelijk hebben de special forces die twee uitgeschakeld zonder dat een van de gijzelaars het heeft moeten bekopen. Straf toch. En ook straf dat tijdens dat anderhalf uur onze gewonden geen woord gezegd hebben. Om maar geen geluid te maken. En dan pas, eens buiten, heb ik naar mijn man en kinderen gebeld om hen gerust te stellen. Ik leef nog.”