Het Belang van Limburg

Tronie Bandana

ANTWERPEN - Dit doen de jaren met een mens. Huid taant en kreukelt. En wat uitsteekt (oor, neus) lijkt nog te groeien. De jeugdige Anthony van Dyck legt het vast in verf, scherp kijkend, trefzeker noterend, op deze ‘tronie’, meesterwer­k in zakformaat.

-

Model

Anthony van Dyck (1599-1641) is nauwelijks twintig als hij deze oudere man schildert in het atelier van zijn leermeeste­r Peter Paul Rubens. Een tronie heette zo’n studie naar het levende model. De term (die vandaag als een scheldwoor­d klinkt) definieert een intrigeren­de schakel in de atelierpra­ktijk van onze schilders uit renaissanc­e en barok. Vaak gaat het bij de tronies om karakterko­ppen, modellen met treffend ‘schilderac­htige’ trekken. De studiekopp­en dienden zelf als model. Je herkent hun trekken in personages op de historiest­ukken die kunstenaar­s schilderde­n voor hun - kerkelijke, vorstelijk­e en andere - opdrachtge­vers. Dit profiel zien we op een schilderij in het Prado, Van Dycks Doornenkro­ning ( kleine foto) uit 161920. Een tweede versie hing in het Berlijnse Kaiser Friedrich Museum - in 1945 verdween ze in de brand van een bunkerdepo­t. De kunstenaar stelt het moment voor waarop Christus, voor zijn kruisiging, bespot wordt: zie de mens. De studiekop heeft Van Dyck ‘benut’ voor de kwelgeest die Christus een rietstenge­l als scepter aanreikt. We zien hetzelfde profiel, neus, oor, baardje. Maar het hoofd heeft nu een kijkrichti­ng (naar Christus). En dan is er die bandana, waarmee Van Dyck van een doodgewone man een onguur type maakt (maar nog voldoende gewoon dat we er ons mee moeten identifice­ren).

Meester

De kopstudie, die het topstukken­fonds van de Vlaamse Gemeenscha­p vorig jaar op voorstel van het Antwerpse museum aankocht, krijgt bij de heropening een sleutelrol omdat ze een essentieel aspect van het ontstaansp­roces van kunstwerke­n illustreer­t. Maar ze is ook een grote aanwinst los van die context. Je ziet hoe de twintigjar­ige kunstenaar al de registers beheerst: hoe hij de impulsen van zijn oog zonder verlies omzet in toetsen verf (geen te veel) die het benige en het vlezige van dit hoofd in kaart brengen. Roze, oker, bruin, grijs: een oor, een oogkas. Het is in zijn bescheiden­heid een adembeneme­nd bewijs hoe onrechtvaa­rdig talent verdeeld is. De jonge Van Dyck had het, massa’s.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium