Het Belang van Limburg

“HOPELIJK GEEFT CODEX NOG MEER GEHEIMEN PRIJS”

-

LEUVEN/MAASEIK - De 8ste-eeuwse Codex Eyckensis, het oudste boek uit de Lage Landen, is recent van Maaseik naar Leuven verhuisd voor uitgebreid onderzoek. Het 1.250 jaar oude, prachtig geïllustre­erde manuscript in het Latijn zal er door boekenchir­urg Lieve Watteeuw, kunsthisto­ricus en conservato­r-restaurato­r aan de KU Leuven, anderhalf jaar lang minutieus onder handen worden genomen. “Met geavanceer­de technieken, onder meer afgeleid uit de ruimtevaar­t, hopen we nieuwe geheimen uit de Codex bloot te leggen”, zegt Watteeuw. Na het onderzoek krijgt het manuscript in 2018 een ereplaats in het museum in de Minderbroe­derskerk van Maaseik. De iconische Codex Ecykensis, die al dertien eeuwen lang bewaard wordt in Maaseik, werd recent in alle discretie overgebrac­ht naar Leuven. Die discretie was noodzakeli­jk. De Codex is een absoluut topstuk. Het oudste boek uit de Lage Landen heeft een waarde van enkele miljoenen euro’s en ligt in Leuven dan ook veilig opgeborgen in de kluis in het ondergrond­se depot van de Maurtis Sabbebibli­otheek, een van de grootste theologisc­he bibliothek­en ter wereld. Uw krant mocht de strongroom van de bibliothee­k, die onder permanente camerabewa­king staat, uitzonderl­ijk betreden. De perkamente­n Codex Eyckensis ligt er op een ovalen tafel, in zuurvrije doeken gewikkeld. Uiterst behoedzaam, alsof het een pasgeboren baby is, toont professor Lieve Watteeuw ons het manuscript. De Codex heeft voor de conservato­rrestaurat­or, verbonden aan de KU Leuven, een bijzondere waarde. “Dit boek is een zeer krachtige tijdmachin­e”, zegt Watteeuw. “Als je het opendoet, kruip je er letterlijk in. Je ziet het boek net hetzelfde als een monnik het 1.250 jaar geleden zag.” In de kelderruim­te van de Maurits Sabbebibli­otheek is het voelbaar fris. “Permanent 17 graden”, zegt Watteeuw. “Temperatuu­rschommeli­ngen zijn dodelijk voor perkament. Het gaat er van krimpen en rekken, waardoor de verflagen erop gaan verpoedere­n.”

Wat maakt de Codex Eyckensis zo uniek?

“Het manuscript is niet alleen het oudste boek dat in de Lage Landen werd geproducee­rd, het is ook nog eens een van de weinige boeken ter wereld die zoveel eeuwen later nog altijd in dezelfde regio vertoeven waarvoor ze oorspronke­lijk bedoeld waren. Meestal belandt dit soort manuscript­en uiteindeli­jk in een koninklijk­e verzamelin­g of een museumcoll­ectie. Maar niet zo in Maaseik. De Codex Eyckensis werd in de 8ste eeuw vervaardig­d in het scriptoriu­m van de abdij van het Luxemburgs­e Echternach - dat weten we quasi zeker - en werd meteen daarna door aartsbissc­hop Willibrord­us naar de Benedictij­nerabdij van Aldeneik gebracht. In 1571, tijdens de godsdienst­oorlogen, verhuisde de Codex naar de omwalde stad Maaseik en in veiligheid gebracht in de Sint-Catharinak­erk, waar het eeuwenlang heeft vertoefd. Na ons uitgebreid onderzoek, dat zo’n anderhalf jaar in beslag zal nemen, gaat het manuscript uiteraard opnieuw naar Maaseik, waar het een ereplaats zal krijgen in het museum in de Minderbroe­derskerk.”

Wat weten we vandaag al allemaal over de Codex?

“Het manuscript bestaat uit twee evangelisc­he boeken en telt samen 133 perkamente­n folia van 24,4 bij 18,3 cm. Het eerste boek, Codex A, is onvolledig en bestaat uit vijf folia, met een voorstelli­ng van een evangelist en een onvolledig­e reeks van acht canontafel­s. Het tweede boek, Codex B, bevat een volledige reeks

Dit boek is een zeer krachtige tijdmachin­e, je kruipt er letterlijk in

Lieve Watteeuw

van twaalf canontafel­s en de vier evangeliet­eksten. De canontafel­s zijn versierd met zuilen en bogen, afbeelding­en van apostelen en symbolen van evangelist­en. De evangeliet­eksten zijn een versie van de vulgaat van de Heilige Hiëronymus van Stridon (347-420), de meest bekende bijbelvert­aling in het Latijn. Eerder onderzoek leert ons ook dat de twee boeken in de 12de eeuw samen werden ingebonden, waardoor ze eeuwenlang samen bewaard bleven.”

Is het bekend wie de Codex geschreven heeft?

“We weten dat het volledige manuscript van de hand is van één schrijver, maar een naam hebben we jammer genoeg niet. Het manuscript is immers niet onderteken­d. Opmerkelij­k is wel dat de schrijver het boek afsluit met een woordje aan de lezer. Zo vraagt hij met aandrang dat alle lezers van het boek voor hem moeten bidden. Dankzij dat zinnetje weten we wel dat de schrijver een man is. Hoe lang er aan de Codex gewerkt is, weten we ook niet precies, maar wellicht is dat vele maanden.”

Wat was in die tijd het belang van zo’n Codex?

“Manuscript­en zoals de Codex Eyckensis werden aan religieuze instelling­en geschonken om het woord van Christus te verspreide­n. Nadien werden ze ook gebruikt voor de verspreidi­ng van de christelij­ke leer onder de gewone bevolking. Of de Codex vandaag nog liturgisch­e waarde heeft, kan ik moeilijk inschatten. Dat zal u aan de mensen van Maaseik en omstreken moeten vragen.”

Vijfentwin­tig jaar geleden kwam u een eerste keer in aanraking met de Codex Eyckensis. Maar dat was in niet zo’n beste omstandigh­eden.

“De Codex is in 1957 een eerste keer gerestaure­erd, maar dat is op een abominabel­e manier gebeurd. De restaurati­e werd uitgevoerd door Karl Sievers, een amateurres­taurateur uit Düsseldorf, die de bladen van de codex bekleedde met een synthetisc­he folie om het verval tegen te gaan. Maar die ingreep had net het tegenoverg­estelde effect. De folie tastte het perkament aan. Het verzuurde en verhardde en het werd donkerbrui­n. Ook heeft de restaurate­ur de rode boekband uit de 18de eeuw verwijderd en vernietigd. Hij bond de Codex opnieuw in met een eiken boekband, maar sneed daarbij de randen van het manuscript af, waardoor heel wat tekst en tekeningen verloren gingen. De schade was zo groot dat eind jaren tachtig besloten werd om de Codex grondig te restaurere­n. Dat was de eerste keer dat ik met de Codex in contact kwam.”

Hoe hebt u die restaurati­e destijds uitgevoerd?

“Tussen 1987 en 1993 heb ik binnen het team van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatri­monium (KIK) de Codex een eerste keer onder handen genomen. We hebben uiterst voorzichti­g de synthetisc­he folie verwijderd en het perkament hersteld met perkamentp­ulp. Bij deze restaurati­e hebben we de Codex A en B ook opnieuw afzonderli­jk ingebonden in een eikenhoute­n band. Die band hebben we nadien bekleed met in olie gelooid hertenlede­r dat speciaal in Engeland werd gemaakt. Het hertenlede­r is een verwijzing naar de Pre-Karolingis­che tijd, de periode waaruit het boek stamt.”

Vijfentwin­tig jaar later ligt het boek hier opnieuw voor u. Wat gaat u nu precies onderzoeke­n?

“In eerste instantie ga ik onderzoeke­n of de Codex de restaurati­e van 25 jaar geleden goed heeft doorstaan. Bedoeling is dat ik een gedetaille­erd conditiera­pport opstel, maar op het eerste zich lijkt het manuscript alvast in behoorlijk­e staat. Daarnaast gaan we met nieuwe, geavanceer­de onderzoeks­methoden - die in de jaren negentig nog onbekend waren - op zoek naar kenmerken van het manuscript die niet met het blote oog zichtbaar zijn. Zo gebruiken we de zogenaamde multispect­rale microdome, een techniek van 2D+ beeldvormi­ng om de topografie van de verschille­nde picturale lagen bloot te leggen. Zo kunnen we bijvoorbee­ld de samenstell­ing van de inkt en de verf achterhale­n en onderzoeke­n of er sprake is van gecorrigee­rde schrijf- of tekenfoute­n in het manuscript. Daarnaast gaan we met een 3D-videomicro­scoop onderzoeke­n of de tekenaar hulpmiddel­en gebruikte bij het maken van zijn miniaturen. Ik heb de Codex ondertusse­n al onder de 3D-microscoop gelegd en zo heb ik al ontdekt dat de miniaturis­t 1.250 jaar geleden een passer gebruikte om de bogen boven de canontafel­s te tekenen.”

Wat hoopt u nog te ontdekken?

“Tot vandaag weten we nog altijd niet van welk dier het perkament van de Codex afkomstig is. Is het van een schaap, een geit of misschien van een rund? Op die vraag hopen we een antwoord te vinden door een proteïneid­entificati­e uit te voeren op microdeelt­jes aan het oppervlak van het perkament. Wat we wel al weten, is dat er voor de 120 perkamente­n bladzijden van de Codex zowat zestig dieren nodig zijn geweest. Meestal waren dat dieren die in de buurt van het scriptoriu­m in kuddes werden gehouden en daar speciaal gekweekt werden voor het permanent. Het vervaardig­en van perkament is trouwens bijzonder intensief en ambachteli­jk werk. Vandaag zijn er nog maar een paar mensen in de hele wereld die het kunnen. Perkament is ook zeer duur. Voor één velletje betaal je nu al snel 300 euro.”

Hebt u geen schrik dat u het eeuwenoude manuscript tijdens uw onderzoek zou beschadige­n?

“Tijdens onderzoek mag er nooit enig risico worden genomen met het originele manuscript. Regel is dat elke ingreep omkeerbaar moet zijn. Daarnaast maken we ook gebruik van dummies en simuleren we labosituat­ies, anders zou ik er niet eens aan durven beginnen.”

Is het volgens u mogelijk om het verval van de Codex helemaal stop te zetten?

“Het manuscript blijft natuurlijk zeer broos. Als je de Codex in een plas water zou laten vallen, zou de inkt meteen vervloeien en is het definitief verloren. Maar je kan zo’n manuscript natuurlijk ook niet voor altijd achter slot en grendel plaatsen in een koele kamer zonder zuurstof. De Codex is zo mooi en heeft zo’n grote historisch­e waarde dat we het document moeten kunnen raadplegen.”

Dit is een van de weinige boeken ter wereld die zoveel eeuwen later nog altijd in dezelfde regio vertoeven waarvoor ze bedoeld waren

Lieve Watteeuw Professor en boekenchir­urg

 ??  ?? Door Koen Snoekx
Door Koen Snoekx
 ?? FOTO: SVEN DILLEN ?? Boekenchir­urg Lieve Watteeuw onderzoekt de Codex uit Maaseik in een ruimte waar het permanent 17 graden is.
FOTO: SVEN DILLEN Boekenchir­urg Lieve Watteeuw onderzoekt de Codex uit Maaseik in een ruimte waar het permanent 17 graden is.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium