“We moeten nieuwe woonvormen snel in regelgeving verankeren”
idee misschien wat meer genegen. In 2017 lanceert Vlaanderen een oproep voor proefomgevingen voor experimentele woonprojecten. Duurtijd? Zes jaar, met mogelijkheid tot verlenging. Lovenswaardig, maar hollen we zo niet achter de feiten aan? Moeten we niet twee versnellingen tegelijk hoger schakelen? Als de eerste proefprojecten aflopen, zijn nieuwe woonvormen oud nieuws en zijn tal van kansen voorbij. De deadline is 2040 en het woonbeleid gaat een slakkengangetje. Het Brussels Hoofdstedelijk gewest verankerde nieuwe woonvormen al in hun regelgeving en mensen vinden er vlot een gemeenschappelijke thuis. Steunpunt Wonen hamert in een onderzoek op het belang van een definitie voor gemeenschappelijk wonen en doet een voorstel. Waar wachten we nog op? We moeten werk maken van randvoorwaarden, wat betreft kwaliteit, mobiliteit, leefbaarheid en groen. We moeten werk maken van de sociale zekerheid, om ervoor te zorgen dat mensen die kiezen voor maatschappelijk rendement, niet benadeeld worden. We moeten werk maken van een leidraad voor lokale besturen die nu tussen de regels door mogelijkheden zoeken voor co-housing in hun gemeente. Maar een sluitende wetgeving kan pas na een definitie. Een definitie die er dus nog altijd niet is. Voor 2040 wens ik iedereen een thuis die bij hem past, al niet gedeeld met warme buren. Voor 2017 wens ik geen grootse dingen, maar een duidelijke verankering in de regelgeving van wat gemeenschappelijk wonen nu precies is - een sluitende definitie zeg maar - lijkt me niet te veel gevraagd.