Het Belang van Limburg

Dzje mot zegge wei het is *

- Sue Somers

Het lijkt wat oneervol om een mensenleve­n in één zin samen te vatten, maar als je stukadoor, muzikant en voltijds toffe mens Freddy - bijna iedereen noemde hem Frits - Lambrichts zou moeten typeren, dan zo: als iemand die geen blad voor de mond nam en altijd zei waar het op stond. Of je hem nu pas een uur kende of een heel leven. Dzje mot

zegge wei het is.

De rouwbrief van Frits Lambrichts verscheen op de dag dat deze krant maar liefst zeven pagina’s overlijden­sberichten publiceerd­e, een unicum.

Op het eerste gezicht een weinig opvallend bericht: man van amper 56 jaar sterft en laat een echtgenote, drie zonen en twee schoondoch­ters achter. Er is de foto waarop hij gitaar speelt, maar verder geen beroepsgro­ep of vereniging waar hij lid van was.

En toch: zijn overlijden ging als een schokgolf door veel verschille­nde vrienden- en kennissenk­ringen. Frits speelde gitaar bij de Diepenbeek­se rock- en bluesband Jetsam en later bij Tollos, reed samen met vrienden rond op zijn Harley Davidson, ging met nog een andere kliek naar de thuismatch­en van KRC Genk en reisde als geluidsmix­er mee met bands die optreden in binnen- en buitenland. Frits voelde zich overal thuis. Daar hoefde hij weinig moeite voor te doen: zijn enthousias­me en openheid zorgden ervoor dat het ijs onmiddelli­jk werd gebroken, waar hij ook kwam. En altijd was er die aanstekeli­jke lach.

Brede bluesman

“Frits was gene gewone”, zegt Harald Vanherf, zanger en gitarist van wijlen de Limburgse rockband The Hoodoo Club, in 1996 nog finalist van Humo’s Rock Rally. Van het eerste tot het laatste optreden was Frits de mixer van The Hoodoo Club. “Hij was een geweldige geluidstec­hnicus, die zonder veel poespas een groep fantastisc­h kon laten klinken. Eigenlijk was hij ons vijfde groepslid”, aldus Vanherf. “Hij maakte de gekste dingen mee. Frits is waarschijn­lijk de enige militair die er ooit in geslaagd is zijn volledige legerdiens­t te vervullen met een pruik op, om zijn lange haren te verbergen.” Vanherf herinnert zich een optreden van The Hoodoo Club, waar Frits de beheerder van de mengtafel, die voortduren­d tegen hem stond te lullen en te zeggen wat hij moest doen, op een bepaald moment kaltstelld­e: Gij moet alleen maar aan de kant gaan, gij - maar dan in zijn sappig Diepenbeek­s. “Op een keer speelden we in Amsterdam, waar een medewerker voortduren­d joints stond te paffen. Frits amuseerde zich zo goed met die kerel dat hij onze muziek die avond van een opvallende reggae-delay heeft voorzien.” Wat gebeuren moest, gebeurde ook: Vanherf en Frits werden vrienden. “Frits was dan misschien wel tien jaar ouder, maar hij was m’n beste maat”, aldus Vanherf, die zegt dat het dubbel voelde. “Tegelijk hield Frits mij in de gaten en was hij mijn muzikale raadgever. Ik dacht dat hij een bluesman was, maar zijn smaak was breed. Hij heeft mij Genesis leren kennen, wat ik altijd een flink te mijden band had gevonden. Frits was trouwens geen typische Blues Peer-ganger, hij hield eerder van de oude Fleetwood Mac.”

Bodempjes whisky

Hoe dan ook was Frits een muzikaal ijkpunt: hij was de enige uit de vriendengr­oep van Vanherf die Jazz Bilzen vanop de eerste rij had meegemaakt. “Dat dwong respect af.”

‘Deja Vu’ van Crosby, Stills, Nash and Young vond Frits de beste plaat ooit gemaakt - al hing het er maar vanaf in welke toestand je het hem vroeg. Na drie bodempjes whisky verdedigde hij met evenveel vuur ‘Tubular Bells’ van Mike Oldfield. Wie hem er dan op wees dat dat niet kon, omdat hij eerst ‘Deja Vu’ had gezegd, kon zich aan een bedenkelij­ke blik en een Diepenbeek­se uitbrander verwachten: Zedzje mich aant bezeeke of wa? **

Warm en hecht

Frits had drie zonen, de oudste kreeg hij toen hij pas achttien was. “Eigenlijk waren we zelf nog kinderen”, zegt zijn weduwe Josiane Vos. “We hadden elkaar leren kennen in dancing Minamo in Bilzen. ‘t Was meteen raak en we gingen op een appartemen­tje wonen in het centrum. Maar wij wisten niets van het leven, we konden amper ons hoofd boven water houden.”

Na de geboorte van hun eerste kind gingen Frits en Josiane een tijdje terug bij hun ouders wonen. Maar ze konden elkaar niet missen. “We zijn uit hetzelfde hout gesneden”, zegt Josiane. Ze vonden een huurhuis in Vliermaalr­oot, daarna bouwden ze in Diepenbeek. Langzaam maar zeker kregen ze hun gezin op de rails.

“Frits was daar fier op, en terecht”, zegt Harald Vanherf. “Hij had een warm en hecht gezin, waarvan de leden elkaar graag plaagden. Het was hun manier om te zeggen hoe graag ze elkaar zagen.”

Frits verdiende de kost als pleisteraa­r. Hij kon ervan genieten om na het gedane werk het resultaat te overschouw­en, ondertusse­n rustig zijn sigaretje rollend. Ooit vertelde een klant hem dat hij het spijtig vond dat Frits’ werk erop zat. Gewoon, omdat hij kalm werd van naar Frits te kijken terwijl die aan het werk was.

Dikbetaald­e jeanetten

Frits overleed in zijn slaap. De avond voordien was hij met vrienden op café naar een uitmatch van KRC Genk gaan kijken. Hij was content dat die dukbetoald­e zjenette nog eens gewonnen hadden. Hij had ook meegezonge­n met ‘Jailhouse Rock’ van Elvis Presley. Toen hij thuiskwam, nestelde hij zich op de sofa om in slaap te vallen en nooit meer wakker te worden. Ondergetek­ende heeft Frits kort gekend. Altijd zal er dat beeld zijn van het laatste nieuwjaars­feestje samen, toen ‘ A Hard Day’s Night’ van The Beatles werd opgelegd en Frits, de armen wijd gespreid en met een glimlach tot achter zijn oren, zijn dansgeluk niet opkon. “Yes”, riep hij. “Sjieke plaat!” Het nieuwe jaar was pas begonnen, de nacht nog jong.

* Niet rond de pot draaien, hè! ** Hou je klep, idioot

 ?? FOTO LUC SCHREURS ?? Frits Lambrichts was behalve stukadoor ook een gedegen geluidsmix­er die een groep zonder veel technische poespas fantastisc­h kon laten klinken.
FOTO LUC SCHREURS Frits Lambrichts was behalve stukadoor ook een gedegen geluidsmix­er die een groep zonder veel technische poespas fantastisc­h kon laten klinken.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium