Het Belang van Limburg

“Kinderen met een handicap zullen er altijd zijn”

“Ik had nog nooit kinderen met een diepe of ernstige verstandel­ijke handicap gezien. Ik wist zelfs niet dat het bestond, dat kreeg je niet aan de unief. Tot ik op Sint-Oda kwam. En dan leer je hoe mooi een detail kan zijn. Een kindje dat na jaren werken h

-

Maar dus, u kwam in de ‘hete zomer’ van Sint-Oda?

Gi Lagrain: “Het was letterlijk en figuurlijk een hete zomer. Er was die memorabele hittegolf van 1976. Maar ook op Sint-Oda was het heel warm... Door een conflict tussen de directie en de raad van bestuur over de uitbreidin­g van 120 kinderen naar 240 kinderen én volwassene­n. Dat was altijd het idee geweest van de stichters: een thuis voor kinderen met een zware verstandel­ijke handicap. Maar een thuis waar ze de rest van hun leven mochten blijven, ook als volwassene. Alleen zag niet iedereen dat zitten: sommigen waren bang dat Sint-Oda te groot zou worden, dat het heel anders werken zou zijn met volwassene­n erbij. (Uiteindeli­jk is de directie vertrokken, nvdr). En in die gespannen sfeer ben ik hier komen werken (lacht).”

Van de andere kant van het land.

“Midden jaren 70 had je een periode van grote werklooshe­id. Ik was afgestudee­rd als orthopedag­oog, had op verschille­nde plaatsen bij ons in WestVlaand­eren gesollicit­eerd, maar vond geen werk. En dan was er die vacature in Overpelt. Wat dus betekende dat we van Wingene helemaal naar NoordLimbu­rg moesten verhuizen. En voor mijn vrouw, die intussen vastbenoem­d was in het onderwijs, werd het zelfs ander werk zoeken.”

Moeten wennen aan Limburg?

“Dat viel goed mee, West-Vlamingen en Limburgers komen goed overeen. De twee uithoeken, hé. Alleen dat taaltje, ja... Laat ik het nogal zangerig noemen. Maar het was vooral wennen aan de gasten van Sint-Oda, aan werken met mensen met een zeer ernstige handicap. Dat hadden wij aan de universite­it in Gent nooit gezien. Mijn eerste opdracht was meteen een vuurproef: ik moest de ‘extreem gedragsmoe­ilijken’ begeleiden. Niet de meest evidente taak. Een aantal van die gasten zijn trouwens vandaag nog extreem gedragsmoe­ilijk. Maar er zijn er die nu gewoon tussen de andere leefgroepe­n zitten, die hun weg gevonden hebben. Het hoeft ook allemaal niet zo spectacula­ir te zijn. Iemand die al jaren een pamper draagt, die je stapje voor stapje dat toilet leert gebruiken en zindelijk krijgt. Daar krijg ik nog kippenvel van.”

In die 41 jaar heeft u Sint-Oda zien veranderen. Intussen zijn die 240 bewoners er, 40 gasten in dagopvang, het personeel bestaat niet meer alleen uit kinderverz­orgsters en gezinshulp, de oude vleugels zijn vernieuwd?

“Maar één ding is niet veranderd: we waren trendsette­rs en zijn dat ergens altijd gebleven. Sint-Oda is destijds opgericht door burgemeest­er Gilbert Seresia en zijn vrouw Mia. Zelf hadden ze een zoontje met een zeer zware handicap, Stijntje is overleden toen hij een jaar oud was. Maar voorzienin­gen voor zo’n kinderen had je hier in die tijd niet, dus zijn ze er in Overpelt zelf mee gestart. Middenin de bossen. Met een compleet nieuw uitgangspu­nt: de kinderen die hier kwamen, mochten er de rest van hun leven blijven. Mia en Gilbert wilden niet dat ze, zoals in de andere instelling­en, op 18 jaar opeens aan de deur werden gezet. Dit moest hun thuis voor altijd zijn. Een open thuis ook, waar ouders op elk moment van de dag mogen binnenlope­n. Revolution­air toen. Revolution­air nu. Zoals met met het oogbesturi­ngssysteem

Ook mijn wereld zou instorten als mijn kleinkind met een zware handicap op de wereld zou komen. Maar dan groeit daar toch iets moois

Gi Lagrain

waarmee we aan het experiment­eren zijn. Bij de bedkindjes, de kinderen waarvan de buitenwere­ld zegt dat het plantjes zijn. Wel, we zetten hen een speciale bril op, zo eentje waarmee ze uw koopgedrag in de winkel onderzoeke­n in de reclamewer­eld. Zo kunnen we perfect zien waar ze naar kijken. En daarop inspelen: als ze bijvoorbee­ld naar een prent van een rolstoel kijken, rijdt de AKKA-plaat - een speciale plaat waarop ze met hun rolstoel zitten - vooruit. En beweging is natuurlijk aangenaam. Aha, als ik daar naar kijk, ga ik verder. Als ik wegkijk, stopt het... Neen, echt geen plantjes.”

Doet u dat pijn, het onbegrip van de buitenwere­ld voor jullie kinderen?

“Het is niet eenvoudig, dat weet ik. Hoe zou ik zelf reageren als een van mijn kleinkinde­ren met zo’n zware handicap op de wereld kwam? Ik denk dat de grond ook zou instorten. Maar je leert ermee leven, probeert stappen te zetten en opeens groeit daar toch iets moois. Soms met veel geduld, maar het gebeurt. Dat kantelmome­nt. Soms zelfs echt letterlijk. Zoals bijvoorbee­ld bij een van onze bedkindjes, die liggen de hele dag op hun rug. Bewegen kunnen ze niet. Twaalf uur per dag naar het plafond staren, dat is het vaak voor die kindjes. Maar een opvoedster is naast dat kindje gaan liggen en heeft een kussen beetje bij beetje onder het hoofdje gelegd. Daardoor kon het naar haar kijken. De opvoedster was blij, het kindje gelukkig. En stilaan, echt na jaren geduld, heeft het zo geleerd om dat hoofd zelf een beetje te draaien in die richting. Opeens heeft zo’n kind een heel ander perspectie­f dan dat pla-

fond. Het klinkt niet spectacula­ir, maar fantastisc­h toch. Of Jef, die kwam hier toe zowat ingepakt als een mummie omdat hij zichzelf verminkte, beet, agressief was. We hebben hem losgeknipt en zijn stap voor stap vooruitgeg­aan. Eerst een paar minuten los, dan wat langer en nu zit hij gewoon in de leefgroep. Tussen de anderen. Hij geniet van zwemmen, paardrijde­n, fietsen. De stoel met de riemen heeft Jef nog maar een uurtje of zo nodig, voor zijn eigen rust.”

Maar dan is er nu het ‘persoonsvo­lgend budget’. In het verleden kregen de instelling­en het geld van de overheid, nu gaat dat naar de gehandicap­te zelf (of zijn ouders). En die mogen beslissen wat ermee gebeurt. Zet dat de toekomst van Sint-Oda op de helling?

“Neen, want er zijn weinig of geen alternatie­ven voor onze gasten, voor mensen met zo’n zware mentale handicap. Sint-Oda gaat nodig blijven. Maar ik ga niet ontkennen dat het heel anders werken zal worden. Hoe gaan ouders dat budget invullen? Gaan ze voor kwantiteit of kwaliteit? Ik denk dat daar een van de risico’s ligt: meer gespeciali­seerde zorg is duurder, hooggescho­olden kosten meer. Gaan mensen dan niet kiezen voor meer uren in de gewone zorg? We gaan het allemaal moeten afwachten. Een ding is duidelijk: Sint-Oda gaat voor het solidarite­itsprincip­e. Iedereen krijgt dezelfde zorg, welk budget hij of zij ook heeft. Je kan het toch niet maken dat Janneke ’s middags bij wijze van spreken drie gangen krijgt en Mieke een boterham met choco, omdat Janneke een groter budget heeft? Neen, zo werken wij niet. Maar het gaat niet eenvoudig zijn om dat te verkopen aan de ouders, dat besef ik. Centen liggen gevoelig.”

Gaat een centrum als Sint-Oda binnenkort nog wel nodig zijn? Met al die prenatale onderzoeke­n en de mogelijkhe­id om niet te kiezen voor zo’n kindje?

“Absoluut. Het is anders, ja, sommige kinderen worden niet meer geboren. Maar daar staan dan wel de mogelijkhe­den van de medische wereld tegenover. Grenzen worden steeds meer verlegd. Bijvoorbee­ld bij prematuurt­jes zie je soms pas later in de ontwikkeli­ng van het kind handicaps naar boven komen. En aan de andere kant merken we, zeker ook door die medische vooruitgan­g, dat onze gasten steeds ouder worden. ”

U vertrekt net voor u een nieuw kantoor krijgt?

“We hebben de voorbije jaren alles verbouwd, heel wat paviljoene­n stonden er ten slotte al sinds 1970. En uiteraard hebben we SenCity, ons activiteit­encentrum, gebouwd. Met eigen geld, 3,5 miljoen euro die we veertig jaar lang verzameld hebben. Met veel steun vanuit de omgeving. Als laatste is het de beurt aan het hoofdgebou­w in 2020. Deze bureaus zijn het minst belangrijk (lacht). De mensen moeten schitteren, het personeel. Want dat zijn de engelen van Sint-Oda. De directeur is maar ondersteun­ing...”

Geen schrik voor het zwarte gat? “Neen, ik ga meer tijd vrijmaken voor familie, kinderen en kleinkinde­ren en ik ben en blijf behoorlijk sportief. Zodra ik stop als directeur, word ik hier trouwens al ingeschake­ld als tuinvrijwi­lliger. Mijn contract ligt al klaar, schijn het (lacht).” Schoonmoed­er spelen, gaat hij niet?

Lut Smeets: “Ik heb het gehoord, ja. We gaan wel nog een tijd samenwerke­n, hij blijft nog drie maanden mijn klankbord. Ik ben nu al twee maanden aan het meedraaien op Sint-Oda, kijken hoe de leefgroepe­n werken. Dat vind ik belangrijk als directeur, dat je weet wat er leeft in jouw organisati­e.” U komt ook uit een heel andere sector, hebt jaren voor chemiebedr­ijf DSM gewerkt. “Klopt. Ik ben geboren in Peer, maar woon nu in Sittard. Ruim 20 jaar was ik bij DSM, in de human resourcess­ector. Maar ik heb mijn hele leven zoiets gehad van: ik wil eigenlijk in de zorg werken. Op een bepaald moment wist ik dat het nu of nooit was als ik nog een overstap wilde maken. En dus ben ik in de psychiatri­e gaan werken, als netwerkcoö­rdinator voor geestelijk­e gezondheid­szorg Oost-Limburg (NOOLIM). Een hele leuke baan, maar op een bepaald moment schoven vrienden - los van elkaar - de vacature bij Sint-Oda naar me door.”

Dat moet toch ook voor u even opkijken zijn geweest, toen u de gasten ontmoette?

“Klopt. Die eerste avonden ben ik doodop naar huis gereden, ik was behoorlijk onder de indruk van de hoeveelhei­d en de zwaarte van de handicaps. De geluiden van de gasten bleven ook nog de hele rit naar huis nazinderen. Maar na een paar dagen zie je het al anders, dan merk je vooral de liefde. Voor het personeel zijn de gasten zowat hun eigen kinderen.”

Hoe heeft uw omgeving gereageerd op de niet-alledaagse overstap?

“Heel goed, ze vinden het chic. Bij zo’n fijne organisati­e. Mijn kinderen ook. Spannend, bewonderen­d maar ze zijn tegelijker­tijd nog niet helemaal klaar om al eens mee te komen.”

En wat zijn de prioriteit­en van de nieuwe directeur?

“Het moet hier een warme thuis blijven. We moeten zien hoe dat kan met het persoonsvo­lgend budget. Tot nog toe waren we altijd redelijk zeker van ons inkomen, nu gaan we anders moeten denken, meer focussen op ondernemer­schap. Maar het mag natuurlijk geen concurrent­iestrijd tussen instelling­en worden.”

Die eerste avonden zinderden de geluiden van de bewoners ’s avonds nog na in mijn hoofd. Nu zie ik vooral de liefde

Lut SMEETS

 ?? FOTO DICK DEMEY ?? Gi Lagrain en Lut Smeets tussen hun bewoners. “Dit is de plek waar je moet zijn als directeur.”
FOTO DICK DEMEY Gi Lagrain en Lut Smeets tussen hun bewoners. “Dit is de plek waar je moet zijn als directeur.”

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium