Minderheid
Maria
De jonge moeder kijkt ons wat argwanend (niet onwelwillend) aan. Het lijkt of we haar storen in haar huiskamer. Het jongetje in haar armen neemt geen notitie van de indringer(s). Het heeft enkel oog voor zijn moeder. In een innige omhelzing raken zijn lippen haar wang. De kunstenaar laat zijn lokken schitteren als goud. Haar rossige haar bedekt hij met schaduw. Het zou een roerend beeld van een doodgewone, liefhebbende moeder kunnen zijn. Maar dat is het niet. Haar blik weet iets dat de band met het kind rond haar hals aan het doodgewone onttrekt. Haar hemelsblauwe mantel en de witte luier-lendendoek van het jongetje verklaren: dit is de Maagd Maria, met Jezus in haar armen. De Haarlemse schilder Pieter de Grebber, zoon en broer van schilders, is in het 17deeeuwse Holland lid van een minderheid: de katholieken die hun geloof enkel in schuilkerken kunnen praktiseren. Maar die schuilkerken en de katholieke burgers hebben behoefte aan gewijde kunst en De Grebber is een van hun belangrijkste leveranciers. Wat niet belet dat ook de protestantse Oranjes een beroep op zijn vakmanschap doen voor de aankleding van hun paleizen (incluis Huis ten Bosch, nog altijd hun Haagse residentie).
1632
Sommige van zijn schilderijen voor kerken en paleizen doen vandaag theatraal aan, in een stijl die Haarlems classicisme is gaan heten. In dit schilderij uit 1632 is daar geen spoor van te bekennen. Kijk naar het gebaar waarmee haar - robuuste - handen het spartelende jongetje op haar schoot vasthouden. Of naar zijn handje, rustend in haar hals. Maar vooral naar haar donkere ogen. Die plots doen denken aan de blik van dat onvergelijkbaar beroemdere meisje van Vermeer (die andere Hollandse katholieke schilder, geboren in het jaar waarin Pieter de Grebber dit schilderij tekent met zijn monogram).