Er voor mindere goden
variabele kosten om de overlevingskansen van de organisator op te krikken. En zo komt Monu bij de renners terecht. “De absolute toppers, die zijn hun geld waard. Maar al wat daarachter komt, is vaak het hoge startgeld niet waard. Absolute top? We moeten niet rond de pot draaien, dat zijn Wout van Aert en Mathieu van der Poel. Wout krijgt 9.000 euro per wedstrijd, Mathieu fietst voor 8.000 euro rond. Zij hebben daar recht op. En dan is er nog de wereldkampioene bij de vrouwen, die wat mij betreft een deftige prijs mag vragen.” De anderen? Die kunnen ook bede hoorlijk verdienen, maar dan moeten ze er wel voor fietsen, vindt Monu. “We zouden een bonussysteem moeten uitwerken waarvoor we een behoorlijke som geld opzijzetten. Het principe is simpel: ben je goed, dan verdien je goed. Het systeem van de startgelden is ook niet eerlijk naar de renners toe. Het bedrag wordt immers bepaald op basis van de prestaties van de afgelopen jaren. Met een bonussystemen betaal je renners op basis van hun prestatie van de dag. Nu zie je soms, vooral in kleinere crossen, dat renners hun startgeld opstrijken en er een goedbetaalde training van maken. Da’s een slag in het gezicht van die organisator. Motorcrosser Kevin Strijbos, voor wie ik het management doe, heeft jaren gereden met een bonussysteem. Stond hij op het podium van een WK-manche, dan rinkelde de kassa. Het motiveerde hem om elke keer opnieuw het onderste uit de kan te halen.”