De opmars van de curatoren
Elke week zoekt taalliefhebber Marcel Grauls naar de herkomst van een woord uit de actualiteit.
De voorpagina van ‘Het Belang van Limburg’ vorige maandag. Onderwerp: cultuur in Limburg: “Het geld gaat onder meer naar een curator, die organisaties en kunstenaars begeleid.” Hoeveel soorten curatoren zijn er feitelijk? Zegt het woordenboek: 1. Iemand die belast is met het behartigen van de belangen van iemand die zijn handelingsbekwaamheid verliest (denk aan ‘onder curatele’). 2. Iemand die belast is met het beheer van een failliete boedel, een boedelbeheerder. 3. Lid van een raad van toezicht. En 4. Samensteller van een tentoonstelling.
Een half regeltje van de 17 woordenboekregels gaat naar dit laaatste meest voorkomende gebruik. Het woord zit al meer dan vijfhonderd jaar in het Nederlands, en de betekenis wordt elke dag ruimer. In de jongste vindplaats is hij nu een ‘begeleider’ van cultuurinitiatieven. In het Latijns-Nederlands woordenboek staat voor ‘curator’: verzorger, leider, voogd. Bij ‘verzorger’ hoort ook genezen (curatief). Bij ‘voogd’ zie je de curatele zitten. Voor de kunsten moeten we echt wel bij ‘leider’ zijn. Alleen het boedelbeheer is niet eng verbonden.
De jongste decenia is de frequentie van het woord in deze krant spectaculair toegenomen: van honderden keren per decennium tot duizenden vandaag. En dat heeft ongetwijfeld met de kunsten, met museumactiviteit in het algemeen te maken.
Een merkwaardige betekenisverruiming zat recent in de herdenking van de Slag bij Passendale op 15 oktober jongstleden. Tom Barman van de rockgroep dEUS was er de ‘curator’ van onder meer een ‘compositie met acht gitaren’.