Profileringsdrang
Begin deze week stond ik aan te schuiven in de luchthaven van Malta. Na vier dagen geen andere Vlamingen gehoord te hebben, ging het eerste Nederlandstalige gesprek dat ik opving niet over het aankomende winterweer of een of ander televisieprogramma, maar wel over de thuistaal in het onderwijs. Mogen leerlingen die thuis geen Nederlands maar Pools of Arabisch spreken hun moedertaal ook op school gebruiken?
Wie er nog aan twijfelde: de thema’s identiteit en migratie staan bovenaan de politieke agenda, en daar zullen ze als het van de N-VA afhangt nog minstens tot de verkiezingen van 2019 blijven. De partij weet als geen ander dat de issues die ze de afgelopen jaren met groot succes heeft geclaimd (met soms ongenuanceerde, maar glasheldere standpunten) Jan Modaal veel meer bezighouden dan de vaak elitaire communautaire discussies uit het verleden. Wie de Vlaamse volkspartij wil worden, moet die kant op.
Geen toeval dus dat N-VA zo hard van leer trok tegen de nota van het gemeenschapsonderwijs waarmee het begin deze week allemaal begon. In de tekst – die voor de goede orde al van juni dateert – wordt scholen aangeraden meertaligheid op de speelplaats of bij groepswerkjes te omarmen en niet langer te bestraffen. Dat schaadt het welbevinden van het kind en dus ook de kennisverwerving is de redenering. Het fundament in de klas, zo zegt dezelfde nota, blijft wel ten alle tijde het Nederlands.
Weinig nieuws, want vandaag al op veel plaatsen de praktijk, maar reden genoeg voor de N-VA om fors uit te halen naar het gemeenschapsonderwijs. “Ik dacht dat het om een vroege aprilgrap ging”, zei voorzitter Bart De Wever. En ook gisteren in het Vlaams parlement herhaalde fractieleider Matthias Diependaele “dat we hiermee een fout signaal geven aan nieuwkomers”. Dat N-VA daarmee zelf pijnlijk duidelijk maakt dat hun coalitie niet op één lijn zit, kan de partij weinig schelen. De profileringsdrang is groter dan de bezorgdheid om de sfeer in de meerderheid. Caroline Gennez (sp.a) stelde lachend vast dat de enige conclusie van het debat was dat “de meerderheid niet dezelfde taal spreekt”, maar veel pijn deed dat niet.
De bekommernis van N-VA (en voor alle duidelijkheid: alle andere partijen) is dan ook terecht en meer dan een afleidingsmanoeuvre van de Land Invest-perikelen en de Cola Zero-affaire in Antwerpen, zoals de oppositie fluisterde. Een op zes kinderen in Vlaanderen spreekt thuis geen Nederlands. Nergens anders in Europa zijn de verschillen in resultaten tussen kinderen van allochtone origine en hun autochtone klasgenootjes zo groot. De vraag is alleen hoe we daar iets aan doen. Door het Nederlands manu militari op te dringen?
Het antwoord is genuanceerd en verschilt van school tot school. Nieuwkomers kunnen net geholpen worden door klasgenootjes die dezelfde taal spreken. Veel grotere zorgen moeten we ons maken over de kinderen van de derde of vierde generatie, families die hier al 40 of soms 50 jaar zijn. Dat het Nederlands daar nog altijd niet is doorgedrongen tot de huiskamer is niet alleen de verantwoordelijkheid van het onderwijs, maar ook en vooral van de ouders. Waarom zouden we die kinderen op school nog hun moedertaal laten spreken? Als ze het daar niet leren, waar dan wel?