Van 24 plastieken kinderen tot gerenommeerd instituut
60 JAAR SINT-GERARDUS
DIEPENBEEK - Voor plastieken kinderen, zo gingen ze het Sint-Gerardusinstituut in de beginjaren in de volksmond noemen. Naar de mondvol die het bij de start zestig jaar geleden als titel kreeg: Sint-Gerardusinstituut voor spastische kinderen. Kinderen met hersenverlamming, tot dan veelal gedoemd tot zitten in een stoel, soms vastgemaakt omwille van de oncontroleerbare bewegingen. Zonder veel begeleiding, therapie of hulp. Omdat die er gewoonweg amper was. “Het zijn ouders zelf die 60 jaar geleden het initiatief genomen hebben voor ons instituut. Uiteindelijk kwamen ze met kinderen vanuit heel Vlaanderen naar hier. Tot uit Gent”, vertellen ze. Ooit 24, vandaag 440... Ze zijn zonder twijfel het bekendste instituut van Diepenbeek, maar eigenlijk is Sint-Gerardus van… Sint-Truiden. “Met 24 leerlingen zijn we daar gestart in 1958. Op de eerste verdieping bij de nonnetjes. Beneden hadden die Grauwzusters een school en de refter van het weeshuis, op de tweede verdieping sliepen de weeskindjes. En wij zaten daar een verdieping lager tussenin. Wat niet evident was met onze kinderen, want de meesten konden niet gaan of staan. We hebben veel trap op, trap af mogen dragen met onze gasten. Rolstoelen waren er trouwens ook nog niet. Acht houten stoelen met een wieltje onder, dat was het. En die bonkten op de vloer als je ze moest neerzetten. Daar kregen de zusters het beneden op hun heupen van”, beschrijven Irène Vanoppen (78) en Lisette Stegen (81), oudgedienden van het eerste uur.
Om het helemaal ingewikkeld te maken, was de start eigenlijk voordien op de Zuivelmarkt in Hasselt. “Het idee kwam van enkele ouders met een kind met hersenverlamming, de naam verwijst naar de patroonheilige van de zenuwzieken. Niet dat de kinderen zenuwziek waren, maar in die tijd… En het kwam mooi uit dat hij ook klonk naar kanunnik Gerard Nulens, onder wiens leiding het allemaal begonnen is”, lachen ze. “In de papierwinkel van één van de stichtende families werden de kinderen overdag opgevangen, maar dus alleen ambulant. In SintTruiden werd het een internaat.”
Plastieken kinderen
Maar voor wie? “Het Sint-Gerardusinstituut voor spastische kinderen, heette het officieel. Plastieken kènger werd dat in de volksmond als we in SintTruiden gingen wandelen. Jongens en meisjes met een hersenverlamming, aangeboren of opgelopen in hun eerste twee levensjaren. De meesten wa- ren ‘zittend’, ze konden niet lopen en zaten letterlijk op een stoel. Tot veertien jaar mochten ze hier destijds maar blijven. Met minstens een IQ van 60, want ze moesten ‘schools’ opvoedbaar zijn. Vanuit heel Limburg werden ze gebracht. Sommigen zelfs achterop de fiets van de ouders.”
Antieke rolstoel
Met de nieuwbouw op grond van het OCMW in Diepenbeek kwam er vanaf 1964 niet alleen een gelijkvloers: Sint-Gerardus werd definitief een eigen school, met therapieruimtes en internaat. Goed voor intussen 60 kinderen en een 20-tal externen. “Het gebouw was z’n tijd ver vooruit, maar toch hadden we onze kinderziektes: de eerste dag rolde al één van onze gasten met zijn voeten door het raam. Tja, die wagens hadden toen nog vaak uitsteeksels. Vanaf dag twee zijn we overal houten balken gaan hangen om niet de hele tijd overal tegen te rijden met de charretten en de poussetten. Achteraf hebben we pas de eerste, tweedehands rolstoelen van de mutualiteit gekregen. Echte antiek, de eerste staat er nog altijd als souvenir”, grinnikt Guido Vercruysse (73). Vanuit het verre West-Vlaanderen is hij hier verzeild geraakt. Omdat de Bruggeling als student blijkbaar niet snel genoeg was geweest. “Als ergotherapeut moest je stage doen. We waren met negen studenten, de stageplaatsen werden onderling verdeeld. Ik ben wat later toegekomen en ik zat met Diepenbeek… Ik wist den duvel niet waar dat lag. Met mijn valiesje ben ik van Brugge naar hier gespoord, logies had ik nog niet waardoor ik de eerste week op de ziekenboeg heb geslapen. En ja, dat was hier wennen. Zelfs de simpelste dingen. Zoals naar de slager gaan. Als je in Diepenbeek ham of hesp vroeg, keken ze je aan alsof je van een
De dokters vonden me een overbezorgde moeder, maar ik wist dat er iets mis was. Mijn zoon heeft geen hersenbalk Lilianne Van Swefelt
andere planeet kwam. Moet ge schenk hebben? Maar het is me zo goed meegevallen dat ik nooit meer ben weggegaan.”
Een voorbeeld dat veel ouders gevolgd hebben, vanuit heel Vlaanderen vonden ze hun weg naar dat instituut in de bossen van Diepenbeek. “Tot Drongen en Gent toe. We hadden zelfs een kind uit Luik. Tegen die tijd waren er wel dagscholen voor onze gasten, maar internaten vond je amper.”
Hersenbalk
Sommige gezinnen zijn zelfs letterlijk verkast voor Sint-Gerardus. Zoals Lilianne Dillen-Van Swefelt (70). “We hadden pas gebouwd in Arendonk. Maar ik wilde mijn zoon niet op internaat sturen. Mijn man werkte gelukkig bij de douane, waardoor hij zijn overplaatsing naar Limburg kon vragen”, vertelt ze. “Ilf is geboren met een handicap, maar tot op de dag van vandaag weten ze nog altijd niet juist wat het is. Hij heeft in feite geen hersenbalk. Maar we hebben het als ouders allemaal zelf moeten uitzoeken, ook de kinderarts kende het niet. In het begin werden wij weggewuifd door de dokters. Ik was een overbezorgde moeder, moest niet vergelijken. Maar ik zag het verschil, hij was mijn derde kind. Ilf kon niet zitten, lopen leerde hij pas op 3,5 jaar na therapie,...” Het was ook die therapie die het gezin de oversteek naar Diepenbeek deed maken. “Het deed hem zo goed, we durfden er niet mee stoppen. Eerst is hij een jaar op proef gekomen, in het internaat. En dan hebben we beslist om te verhuizen. Ik wou geen kind dat altijd van huis was, dat kon niet voor ons. Maar gemakkelijk was de beslissing niet. Onze zoon Sven - de fotograaf, ja - heeft het hele eind van Arendonk tot Diepenbeek geweend omdat hij niet wilde verhuizen. En Ilf? Die vond dat eerste jaar ook maar niets, tot hij extern werd. Vooral de kine heeft veel voor hem betekend. De dokters zeggen dat hij meer kan dan zichtbaar is op de hersenscan. Nu woont hij in een studio, met begeleiding. Sinds vorige maand een veertiger...” Vooral de activiteiten van het dagelijkse leven leerden ze de kinderen in die beginjaren. Want tot dan was het voor hen veelal bij zitten gebleven. “Zelfredzaamheid, zodat ze konden leven in de wereld. Een vork vasthouden, eten in de mond steken. Aankleden. De knoopjes dichtdoen. Van de rolstoel naar het toilet. Voor ze hier mochten werken, moesten de kinesisten trouwens een speciale opleiding in Londen volgen: daar stonden ze al veel verder en dat wilden ze hier ook toepassen. Vooruitstrevend, hoor. Maar de ouders wilden toch vooral dat ze leerden stappen en praten. Dat was belangrijk voor hen.” Vanoppen: “Ook voor de controlearts van het ministerie trouwens. De kinderen moesten voor haar marcheren en dan werd beslist wie mocht blijven. Er is een jaar geweest dat er vier weg moesten. Die waren te goed om bij ons te zitten… Besparen deden ze toen ook al, hé. De vrouw van een van de stichters was zo boos. Eén keer heeft ze hier eten gekregen, de volgende keer niet meer. En dat was het geval.”
We leerden de kinderen zelfredzaam zijn. Een vork vasthouden, knoopjes dichtdoen, met de rolstoel naar toilet
Guido Vercruysse ergotherapeut
Busjes
Van die 24 kinderen uit de beginjaren is Sint-Gerardus zestig jaar later letterlijk een instituut geworden met 165 jongens en meisjes die hier overdag op school zitten. Kinderen met een neuro-motorische beperking heet het intussen ook. In het gewone onderwijs begeleiden ze nog eens een 300-tal kinderen. Het internaat zelf is verhuisd naar Ekkelgarden in Hasselt, met zo’n 30 bezette bedden. “Vroeger waren ze zo goed als allemaal intern, maar in de jaren 80 is dat omgeslagen door het georganiseerd leerlingenvervoer. Ouders vroegen ook steeds meer om hun kinderen extern op school te laten gaan. Met twintig bussen zijn we nu dagelijks op de baan, goed voor jaarlijks 600.000 kilometer. Sinds 1991 mogen we ook een 60-tal volwassenen met motorische beperkingen opvangen”, klinkt directeur Jaak Kerckhofs (64). En dat alles in een nieuwbouw die ze zelf bekostigen. “Dat was hoognodig. Het gebouw uit 1964 was gezet voor twintig jaar, het heeft uiteindelijk veertig jaar gediend. Helemaal op was het. Ook voor de ouders was het schrikken als ze hier kwamen bij regenweer, met al die emmers om het water op te vangen. Of de containers die als klasjes dienden. En dus is onze nieuwbouw er gekomen, jaarlijks betalen we zelf 144.000 euro af omdat we niet wilden dat het geld uit onze werkingsmiddelen kwam. En tot nu toe is het altijd gelukt.”
Kar met ezel
Behelpen hadden ze trouwens al vanaf de start in de genen. “Vervoer voor de kinderen hadden we in het begin niet. Tot we voor sinterklaas een kar kregen van de stad Sint-Truiden. Met ezel. Toen konden we zes kinderen veilig vastsnoeren en eens met hen buitenkomen. Op de duur waren we echt een bekend gezicht in de stad. Maar dan heeft soeur Marie de ezel eens zoveel haver gegeven dat het beestje zich doodgegeten heeft. Onze kinderen zagen hem vanop het terras liggen. Verschrikkelijk. Dus was er een kar om naar Diepenbeek te verhuizen, alleen geen ezel meer. In die tijd hadden we heel wat kinderen van militairen in Duitsland. Een van die mannen was zo aangedaan dat hij zelf voor een nieuwe ezel gezorgd heeft…”