Dansen in de winter
Aan de vijver trok een rondfladderend insect m’n aandacht. Er lag nog wat ijs. Het diertje draaide pirouettes zoals de meest lenige olympische kunstschaatser. Ik keek ernaar in verwondering – een vlinder in de winter. Misschien te vroeg uit zijn winterslaap gewekt? Toen ik merkte dat het een veertje was dat in de wind danste, schoot ik in een lach.
* * *
Op het bospad achter de spoorwegovergang zag ik hoe een man en een vrouw elkaar een heerlijke zoen gaven. Op Valentijnsdag geen ongewoon gezicht.
De twee hadden me niet zien aankomen. Ik merkte aan hun hele doen hoe stapel ze op elkaar waren, geen genoeg van mekaar konden krijgen.
Het stel was vergezeld door een opvallend grote kroost – vijf kinderen, of waren het er zes?
Van zo’n hartstochtelijke zoeners kon er nog eentje bijkomen, maakte ik bij mezelf de bedenking.
* * *
Ik was nog geen twee jaar oud toen mijn ouders me voor het eerst voor een wandeling op datzelfde bospad meenamen. Ik heb nog een foto van mezelf op een slede die door mijn vader getrokken werd, precies op de plek van de zoeners met hun kroost.
Sinds die tijd heb ik duizenden keren de weg naar de vijver en de Tomatenbeek afgelegd, met een hiaat van vijftien jaar toen ik in Californië woonde. Nu loop ik er bijna dagelijks – winter, zomer, zonneschijn of regen. Dan heb je daar wel alles gezien, zou een mens denken. Toch levert elke wandeling iets nieuws op. De hartstochtelijke zoeners op het pad bijvoorbeeld, waren een first. Tenzij ik mijn ouders als tweejarige elkaar daar ook heb zien zoenen, maar dat kan ik me niet herinneren. Na mij volgden verschillende gezinsuitbreidingen, dus helemaal onwaarschijnlijk is het nu ook niet.
* * *
Het zien voorbijscheren van een ijsvogel stemt mijn vrouw en mezelf altijd gelukkig. Met zijn tropische kleuren lijkt de vogel uit een andere wereld afkomstig. Omdat de ijsvogel zich zo zelden laat zien en ons zo verrast met zijn uitzonderlijke kleuren, is het alsof we hem telkens weer voor het eerst mogen waarnemen. Soms gaan er jaren voorbij dat we hem niet aan het water tegenkomen, maar de laatste weken duikt hij bijna dagelijks op. De paringstijd van de ijsvogel valt in februari. Ik vermoed dat hij op zoek is naar een maatje.
Bij tussenlandingen rust hij op een tak en pronkt met zijn azuurblauwe rug. Zijn tuimelvlucht over het water, een tango zonder partner.
* * *
De aller-allereerste keer dat ik met mijn ouders in het bos kwam, moet ik dingen gezien hebben die ik niet kon plaatsen – een tak, een vogel, het ijs op het water. Doodgewone dingen waar ik vandaag nog nauwelijks naar omkijk, maar die toen helemaal nieuw voor me moeten geweest zijn.
Zonder de onbewuste herinnering aan m’n eerste waarnemingen, zou ik niet weten wat het is dat ik nu rondom me zie. Gedachten zijn zoals hartstochtelijke minnaars, zij kunnen nakomelingen voortbrengen. In elke tak of vogel herken ik de allereerste tak of vogel die ik ooit zag. Een over het water scherende ijsvogel of een in de wind dansend veertje, het zijn de levende getuigen van de ‘oerknal’ van mijn persoonlijk universum van belevingen. Zonder die tweejarige bestond deze tweeënzestigjarige vandaag niet. Ik ben het kind van toen ik kind was.
* * * het witte veertje danst over het ijs – een vlinder in de winter
* * *
Vanop een tak hield de ijsvogel me in het oog. Toen ik te dicht genaderd was vloog hij naar een volgende tak, wachtte me daar op en vloog weer verder. Hij kreeg maar niet genoeg van dit achtervolgingsspelletje. Een soort paringsdans, maar met de verkeerde partner, bedacht ik. Toen hij over de vijver wegvloog, kreeg hij het gezelschap van een andere vogel. Aan de in het zonnelicht fonkelende blauwe rug, herkende ik een tweede ijsvogel. Even kon ik weer met de ogen van een tweejarige toekijken. Ik kon de sierlijke vlucht van het paar over het water volgen, tot het in het struikgewas aan de spoorwegovergang verdween.
Wanneer er kleintjes van komen, laat ik het u weten.
Good luck en tot ziens.
Uw trouwe dienaar, FB