“Mijn werk is de ultieme leugen”
TONGEREN - Een schedel van een gorilla, een felgroene kameleon of een nijlbaars van 1,20 meter lang. Met het blote oog is het niet te zien, maar ze zijn nep. In haar atelier in Tongeren maakt Hedwig Snoeckx van dieren op sterk water identieke kopieën die
Het atelier van Hedwig Snoeckx’ (39) bedrijf Zephyr in het voormalige schooltje van Berg-Ketsingen - “Ik woon in de kleuterklas” - lijkt wel een versteende dierentuin. Op de binnenkoer draven een zebra, nijlpaarden en neushoorns, aan de zoldering hangen zeeschildpadden en op tafel ligt een neushoorntje te slapen. Ze lijken levensecht, maar zijn opgetrokken uit polyurethaan en polyester. “Mensen vragen wel eens of ik niet bang ben in dit afgelegen schooltje, maar wie hier probeert binnen te raken, zal meer schrik hebben dan ik.” (lacht) Zephyr werd opgericht door Hedwigs man Dirk Claesen. Hun specialiteit: waarheidsgetrouwe replica’s en reconstructies van mensen en dieren, meestal in opdracht van kunstenaars of musea. De Neanderthalers in het GalloRomeins Museum werden geboren in hun atelier, net als de gigantische potvis die kunstenaarscollectief Captain Boomer her en der laat aanspoelen. Sinds het overlijden van haar man in 2014 zet Hedwig de zaak alleen voort.
Termietenkoningin
Op de werktafel van haar atelier staan glazen potten met slangen, vissen, kameleons en spinnen op sterk water. Het zijn dieren uit de collectie van het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika in Tervuren, dat momenteel een grondige opknapbeurt ondergaat (zie kader). “In het vernieuwde museum zullen de originele dieren niet meer getoond worden omdat ze verkleuren door blootstelling aan daglicht. Daarom maak ik zo’n 120 replica’s die wel tentoongesteld kunnen worden. De originelen, die waardevol zijn voor de wetenschap, kunnen intussen bewaard blijven in de beste omstandigheden.”
Het Afrikamuseum heeft een indrukwekkende collectie met zo’n 10 miljoen dieren uit Midden-Afrika. In elke glazen pot steekt een identiteitskaartje met daarop de wetenschappelijke benaming van het dier, de naam van de vinder en een jaartal. Een termietenkoningin zwemt sinds 1954 in haar alcoholbad, een mannelijke kameleon werd in 1932 gevangen in Kalonge. De verzameling werd uitgebouwd vanaf 1896. In het begin door gerichte expedities om fauna en flora in kaart te brengen, maar ook missionarissen, ex-kolonialen en zelfs de koningen Leopold III en Albert I hielpen persoonlijk met de uitbouw van de collectie.
Oog voor detail
Met engelengeduld schildert Hedwig een geelgroene kameleon. “Door die vele jaren in zijn bokaal was hij helemaal zwart en stug geworden. Ik maak een mal van siliconenrubber, giet de dieren af in kunsthars en schilder ze met de hand. Sommige kopieer ik identiek zoals ik ze uit het glas haal, andere zet ik in een natuurlijke vorm en geef ik hun oorspronkelijke kleuren terug, afhankelijk van wat het museum wil.”
Ze laat het makkelijk lijken, maar het is een monnikenwerk dat een vaste hand en oog voor detail vraagt. “Er zijn bijvoorbeeld slangen die het patroon van een gifslang overnemen om hun vijanden af te schrikken, maar er zijn minimale verschillen tussen de twee. Het moet allemaal tot in de puntjes kloppen. We overleggen op voorhand en de wetenschappers van het museum kijken achteraf of alles klopt.” Geen wonder dat het een tijdrovende klus is. “Ik heb vijftien jaar ervaring en schilder een kameleon makkelijk in een dag. Maar iemand anders doet daar misschien drie dagen over.” De kostprijs is navenant. “Daarom werk ik ook bijna nooit voor particulieren. Mensen zeggen wel eens: Zo’n nijlpaard wil ik ook wel. Maar dan antwoord ik dat ze misschien beter een tweede auto kopen. Zo’n beest kost
Mensen zeggen wel eens: zo’n nijlpaard wil ik ook
wel. Ik antwoord dan dat ze met dat geld misschien beter een tweede auto kopen
toch al gauw 8.000 à 10.000 euro. En dan heb ik de mallen al, anders zouden ze nog duurder zijn.”
Stiekem
Haar werk mag dan al in het museum belanden, ze ziet het zelf in de eerste plaats als een ambacht. “Ik maak iets zo exact mogelijk na. Ik voeg zelf niks toe. Grote dieren kun je wel eens stiekem een stempel meegeven. Toen we jaren geleden de olifant van het Afrikamuseum restaureerden, vond Dirk er een briefje in. Merde à ceux qui trouvent (Onheil voor zij die dit vinden, nvdr.) stond erop. Ik denk dat de maker gevloekt heeft toen hij de olifant in elkaar stak. Als iemand het briefje vond, zou dat niet veel goeds betekenen, moet hij gedacht hebben. (lacht) Maar kleinere dieren als een slang kun je zo’n persoonlijke toets niet meegeven.”
Als ze de toeschouwers kan doen twijfelen, is haar werk geslaagd. “Ik heb ooit de test gedaan met gebakken kipfilets. Met het blote oog kan niemand de echte herkennen. Mijn kopieën zijn de ultieme leugen. In de lagere school leren ze je dat je niet mag liegen, maar nu doe ik niks anders. (lacht) Als mensen denken dat het echte dieren zijn, is mijn opzet geslaagd.”
Als mensen denken dat het echte dieren zijn, is mijn opzet geslaagd