Voetbal of showbusiness
Ik heb in deze kolommen al eerder toegegeven weinig of niets van voetbal af te weten. Ik blijk er echter nog minder van af te weten, dan ik al dacht. Zo was ik in de stellige overtuiging dat voetbal een spel was waarvan de uitkomst vooraf niet vaststond. Waarbij tweeëntwintig spelers zich de longen uit het lijf lopen, omdat ze erop gebrand zijn om te winnen. Blij dat ik dat nooit hardop heb gezegd, want de kenners zouden mij uitgelachen hebben. Recentelijk ontdekte ik namelijk in de krant dat voetbal zoiets is als Amerikaans worstelen. U weet wel, van die vervaarlijk uitziende spierbundels, die brullend doen alsof ze mekaar pijn doen, maar niet echt. Die met veel lawaai en aplomb op mekaar springen. En waar vervolgens twee dwergen of een Trump-dubbelganger mee in de ring springen en beginnen meevechten. In het voetbal wordt de rol van die dwergen gespeeld door scheidsrechters en spelers die te huur zijn in ruil voor iets banaals als een horloge. En die Trumpdubbelganger is waarschijnlijk iets hoogs in de FIFA of UEFA, ook te koop, maar duurder. Voetbal is showbusiness kortom, mensen die doen alsof, zoals acteurs in een film. In het voetbal gaat dan ook zeer veel geld om. Net omdat het showbusiness is, want uitzenden reclamerechten zijn big business.
Voetbal heeft een positieve sociale functie. Het maakt supporters deel van een groter geheel, biedt duizenden fans ontspanning en vermaak en je kan er makkelijker over keuvelen dan over het weer. Het zijn vooral die fans die moeten beslissen in welke mate zij een probleem hebben met de recente onthullingen. Want ondanks het feit dat voetbal de belangrijkste bijzaak ter wereld genoemd wordt, is en blijft het ‘een spelletje’. Toen ik dat eens zei tijdens een televisie-uitzending, trok Anderlecht-eigenaar Marc Coucke bleek weg en riep hij dat voor een mens zijn favoriete voetbalploeg het belangrijkste ter wereld was, weliswaar na zijn woonplaats en zijn familie. Daar sprak ongetwijfeld het supportershart, want de zakenman Coucke kan beter rekenen. Er zijn namelijk evenveel fans van ‘Thuis’ en ‘Familie’ in ons land, als dat er voetbalfans zijn. Maar de overheid laat Frank Bomans of Simonneke niet plassen om te kijken of ze misschien acteerverbeterende pepmiddelen genomen hebben. En justitie zet geen tientallen mensen in na te gaan of een van de scenaristen misschien een horloge kreeg om de rol van Marianne aan te dikken. Laat staan dat de soapacteurs zouden kunnen rekenen op het soort fenomenale belastingkorting, waarvan in ons land de miljoenen verdienende voetballers genieten.