“Tot Tokio zet ik alles op allround”
Road to Tokyo: welke weg volgt Nina Derwael naar de Spelen?
De ‘Road to Tokyo’ noemt het BOIC het, in navolging van de ‘Road to Rio’ twee jaar geleden. De weg naar de Olympische Spelen. Maar als dit sterke WK één ding heeft duidelijk gemaakt, dan wel dat voor Nina Derwael meerdere wegen open liggen, en dat ze met haar entourage eens goed moet nadenken welke richting ze inslaat. Vol voor goud op de brug gaan? Meer op allround inzetten? Of is allebei mogelijk?
Het is een luxe-probleem, natuurlijk. Nog niet zo lang geleden waren we al blij als we één Belgische gymnaste op de Olympische Spelen hadden. Nu zijn we haast aan het uitkiezen voor welke medaille we gaan. Doha heeft uitgewezen dat Nina Derwael een voorsprong heeft op de brug. Ze turnt er een moeilijkere oefening dan de concurrentie en ze weet die ook nog eens beter te brengen. Gevolg: een half punt voorsprong op superster Simone Biles, meer nog op al de rest. Die kloof kan de concurrentie misschien verkleinen in het anderhalf jaar dat er nog rest voor Tokio, maar dan nog blijft Derwael bij de favorieten.
Maar Doha heeft ook uitgewezen dat de Truiense allround aansluiting heeft gevonden met de top. Negentiende in Rio 2016, achtste in Montreal 2017 en vierde in Doha 2018. De tendens is duidelijk: het meisje dat doorbrak met medailles op de brug, mag ook allround ambities koesteren. Ze strandde op 0.033 van brons en 0.099 van zilver. Ietwat gevleid misschien, want zelf was ze op haar best en de anderen lieten steken vallen. Maar zelf heeft ze een grotere progressiemarge. Haar sprong is op dit niveau te simpel en ook op de grondoefening is winst te boeken. Als ze daar op inzet, kan ze voor een allround-medaille gaan, het nec plus ultra in de gymnastiek.
De vraag luidt: kan ze die twee combineren? In welke mate gaan extra inspanningen op sprong en vloer ten koste van de brug? En houdt haar lichaam stand als ze meer op de sprong gaat trainen? Daar ligt de uitdaging voor Derwael en haar coaches Marjorie Heuls en Yves Kieffer, een Frans koppel dat heeft bijgetekend tot Tokio.
Beate bewondering
Bij de mannen is specialisatie meer ingeburgerd. Daar heb je toestelspecialisten als Epke Zonderland en onze Dennis Goossens, die zich helemaal toeleggen op respectievelijk rekstok en ringen. De andere nummers zijn bijzaak. Maar waar de mannen zes toestellen turnen, zijn er dat bij de vrouwen slechts vier. De allround-toppers zijn daar tot dusver ook medaillekandidaten per toestel. Als Derwael toch een betere sprong had, luidde de verzuchting donderdag na de allroundfinale. Maar buitenlandse waarnemers die vrijdag in beate bewondering keken naar haar brugoefening, vinden het dan weer raar dat ze haar dominantie daar op het spel zou zetten: Stel dat ze zich blesseert met die sprong... Vader Nico Derwael: “De brug was altijd al haar ding, dat was op jonge leeftijd al duidelijk. Maar toen ze op het vorige WK in Montreal achtste werd, kwam die allroundcompetitie nadrukkelijker in beeld. Nu ze vierde is, wordt die steeds belangrijker met het oog op Tokio. Haar moeilijkheidsgraad op de grond en de sprong moeten omhoog, maar ik heb begrepen dat ze daarop gaan werken. Maar ze moet natuurlijk wel blessurevrij blijven. Nina is er nu 18 en de piekjaren zijn van 18 tot 20 jaar. Een blessure zou zonde zijn. Maar met Marjorie en Yves is ze in goede handen.”
Schrik voor blessures
Blessures zijn schering en inslag in het turnen. Dat zal niet verbazen. Er wordt constant geflirt met de grenzen van de ‘belastbaarheid’, die bij elk individu anders is. De gymnasten trainen tot 32 uur per week, doorgaans zes uur per dag. Met het springen en landen zijn zware krachten gemoeid, en in combinatie met de draaibewegingen stelt dat enkels en knieën op de proef. Marjorie Heuls: “De sprong is fysiek belastend en als we er doorgedreven op trainen, krijgt Nina last van haar elleboog. Dat wil je natuurlijk niet aan de brug. Mijn sprong moet moeilijker, zei Nina me na de allroundfinale. Allemaal goed en wel, maar je moet het op training verwerkt krijgen. Nina komt in een fase waarin de kwaliteit van de training belangrijker wordt dan de kwantiteit. We moeten dat heel goed kanaliseren. Sinds een jaar traint ze met twee nieuwe fysical coaches. Het was een initiatiejaar, maar hun geduldige aanpak moet de komende jaren winst opleveren in kracht en explosiviteit.”
Zelf heeft Derwael haar zinnen gezet op de allround, waarop ze tot dusver ook altijd getraind heeft. Het is niet dat ze die sprong links heeft laten liggen. Nina Derwael: “Voorlopig stelt die keuze tussen allround of brug zich niet. Wat we na Tokio doen, weet ik niet. Maar tot de Spelen zet ik sowieso alles op allround. Op de sprong moet ik progressie kunnen maken, op de grond ook een beetje. Als ik dat kan combineren met een stabiele balk en een goeie brug, zit er nog veel meer in.”
Wat we na Tokio doen, weet ik niet. Maar tot de Olympische Spelen zet ik alles op allround
Nina DERWAEL