Online vrij spel omdat mama en papa er toch niets van kennen
Zes op de tien jongeren niet gecontroleerd op smartphonegebruik
HASSELT - Zes op de tien Belgische jongeren zeggen dat hun ouders niet letten op wat ze doen op Facebook en co. En dat ze bijna nooit ingrijpen in hun smartphonegebruik. Dat blijkt uit een bevraging bij zo’n duizend jongeren tussen de 12 en 24 jaar. Zelfs de jongste groep kan vaak gewoon zijn gang gaan. “Geen goed idee”, vinden experts.
“Op zich is het te begrijpen”, zegt experte Elke Boudry van Mediawijs. “Veel ouders zien inderdaad voor zichzelf geen rol weggelegd in de digitale opvoeding van hun kind. Ze zien hoe snel en hoe goed hun kinderen kunnen swipen en switchen, en dat schrikt af. Maar je hoeft absoluut zelf geen techneut te zijn om je kind te helpen.” Ouderlijk toezicht ontbreekt dus vaak, maar is wel belangrijk. Zowel om tieners te wapenen tegen de risico’s, als om hen optimaal te laten profiteren van de voordelen van sociale media, zeggen experts. En omdat de jeugd vaak en veel online is, natuurlijk. Gemiddeld checkt een Belgische jongere zijn gsm 47 keer per dag, en spendeert hij dagelijks meer dan anderhalf uur op sociale media. De resultaten worden vandaag voorgesteld op het Symposium Gezond Opgroeien in Digitale Tijden.
Gewoontes kweken
Toch is het vooral het risico op verslaving waarmee ouders zich anno 2018 moeten bezighouden, zegt professor Lieven De Marez (UGent). “De gewoonten die ze als tiener kweken, kunnen jongeren later parten spelen, op de universiteit of op het werk. De meeste problemen zien we bij twintigers en dertigers.” Kort gesteld: het is als puber dat je leert om je te concentreren, om hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden. Met een smartphone die continu ligt te piepen, lukt dat niet. Zoon- of dochterlief aan het verstand brengen dat ze te vaak online zijn, is niet eenvoudig. Maar het kan. “Niet panikeren, maar confronteren en dan leren doseren”, zegt De Marez. “Dat werkt het best. Maak heel duidelijk hoe vaak zoon of dochter op de smartphone zit, en waarom dat een probleem is. Om dan daarna samen afspraken te maken over hoe het beter kan. Afspraken die het best ook voor de ouders zelf gelden.”