Hebben we nu allemaal een geel hesje aan?
Elke week zoekt taalliefhebber Marcel Grauls naar de herkomst van een woord uit de actualiteit.
de gele hesjes dezer dagen de chicste modehuizen geïnspireerd hebben, kan niet helemaal waar zijn. Vaak waren ze er al voor de blokkade van Franse trucks aan de Belgische grens was opgezet. En als je in ‘Het Belang van Limburg’ kijkt dan vind je hippe hesjes al in modeartikelen eind jaren vijftig, begin jaren zestig.
Eind 1958 al zijn de dames ‘niet afkerig van een suède hesje’. 1963 lijkt een doorbraakjaar. In augustus: ‘Het nieuwe modedier: de cobra! Zijn extra soepele huid wordt voor het aanstaande seizoen ver- werkt tot jas, shirt, hesje, tas en schoen.’ ‘Een handbedrukt zijden hesje’ (september), ‘Het hesje kan worden uitgelengd’ (december). En het hesje wordt er niet goedkoper op: ‘Je kan er al een eentje hebben voor minder dan drieduizend frank’, (1984).
Tegen die tijd wordt alles en nog wat fluorescerend, de wereld moet schitteren. In 1980 in de voetbalwedstrijd ZonhovenRotem draagt zelfs de doelman van Rotem (verwarrend) fluorescerende handDat schoenen.
Het Vlaamse voorvoegsel fluo- (net zoals moto, promo- en labo- uit het Franstalige landsdeel afkomstig) wint de veldslag: fluo-geel, fluo-vestjes, -hesjes en –jasjes. Nederland houdt het bij fluorescerend. Het Woordenboek van de Nederlandse Taal verwijst voor ‘hes’ naar de Hessenwagen waarmee eeuwen geleden via Hessenwegen, handelswegen, vrachten werden vervoerd van Duitsland richting Utrecht. Het waren zware, breedsporige wagens met vier paarden, bestuurd door in ‘hessenkiel’ geklede voerlui, de truckchauffeurs van die tijd.
Vandaag staat het ‘vrolijke’ hesje voor ‘kwaad’, ‘boos’. Hoewel, in Parijs zijn de gevaarlijkste betogers die zonder hesje. En de Nederlandse premier Mark Rutte zei begin dit jaar populistisch: “We hebben allemaal een geel hesje aan, tot op zekere hoogte.” De vraag blijft natuurlijk: waar zijn de gilets en de kamizolen gebleven?