Hoe het kleine Zoutleeuw een joekel van een kerk kreeg
“We konden kiezen voor de witte eenvoud van de 19de eeuw of doen herinneren
aan de middeleeuwen. We hebben voor de middeleeuwen geopteerd”
Ward Hendrickx Conservator Sint-Leonarduskerk
Vanop een afstand ziet een mens de dingen beter. Neem het bolle, Parijs-Roubaix waardige kasseibaantje vanuit Zoutleeuw-centrum naar HelenBos. Overigens, dat doet u beter te voet. Tenminste als u het onderstel van uw auto wil sparen. De inspanning loont. Na een kilometer, na een bocht, kijkt u linksom. Dan ziet u het met eigen ogen: malse weiden, bomen in lentegroen en daarboven de Sint-Leonarduskerk die er met haar drie spitsen bovenuit torent. Alleen. Massief. Niets verstoort haar majesteit. Alsof de basiliek van Tongeren middenin de velden zou staan. Dat effect.
Dichterbij staan uw ogen als vanzelf bol bij het oprijden van de Grote Markt: tegenover die joekel van een stoere kerk staat ook nog eens een verfijnd laatgotisch stadhuis, zoals in heel Limburg er geen staat, met pal ertegenaan een fraaie, middeleeuwse lakenhalle. “Zoutleeuw is een stad met dorpse allures, maar dan een met een bijzonder rijk patrimonium”, knikt Ward Hendrickx, de conservator van de Sint-Leonarduskerk. Gisteren nog heeft deze 75-jarige germanist en gepensioneerde hogeschooldocent Duitse toeristen uit Rijnland-Palts rondgeleid. “Ze hadden Brussel, Brugge, Gent, Antwerpen en Leuven bezocht. Zoutleeuw was hun terminus op de weg terug. Wilden ze nog zien. Al konden ze de kerk niet eens binnen.”
De laatste haven
Internationaal toerisme in de velden op de grens van Haspengouw en Kempen? De geschiedenis verklaart. Groot-Zoutleeuw heeft met zijn vier deelgemeenten een dikke 8.000 inwoners, in het centrum nauwelijks 3.000. Maar in de middeleeuwen is Zoutleeuw belangrijk voor de hertog van Brabant. Het ligt dan aan een van de twee tracés van de strategische en lucratieve handelsweg tussen Brugge en Keulen. Als lid van de club van zeven Vrije Brabantse Steden heeft het dezelfde status als Brussel, Antwerpen, Leuven, ’s-Hertogenbosch, Tienen en Nijvel. Zo heeft Zoutleeuw mee het Charter van Kortenberg getekend in 1312. Zowat de eerste Brabantse grondwet die de macht van de hertogen inperkt ten voordele van de steden. “Voor de hertog van Brabant is Zoutleeuw een bastion tegen bedreiging uit het oosten, uit wat nu Limburg heet. Dan Loon. Maar ook met het kleinere graafschap van Duras, of het grotere prinsbisdom Luik, was het wel eens oorlog. Daarom geven de hertogen belangrijke privilegies. Om Zoutleeuw sterk te maken. Zo laten ze de Kleine Gete uitdiepen. Daardoor kunnen platbodems Zoutleeuw bereiken. Zo wordt Zoutleeuw een overslaghaven, het laatste haventje van het Scheldebekken. De resten van dat haventje zijn teruggevonden. Dieper raakte je toen niet in het binnenland per boot. De hertog gaf er nog een privilegie bij: ze mochten hier stoffen weven. Ook de lakennijverheid zou hier bloeien.”
Bovenmaats
Met de uitgediepte Kleine Gete vloeit er handel, en dus geld, naar Zoutleeuw. En geld moet rollen. Dat kan onder meer met de bouw tussen de 13de en de 15de eeuw van de gotische Sint-Leonarduskerk. Nu lijkt deze knaap bovenmaats voor het huidige Zoutleeuw, maar op dat moment getuigt de kerk van ambitie. Alle steden willen de grootste hebben. Prima. Fraai. Maar zo is er meer middeleeuwse trots bewaard.
Wat maakt deze kerk nu tot Kunstschrijn van
Brabant? “Omdat haar laatmiddeleeuws interieur grotendeels bewaard is gebleven”, zegt Ward Hendrickx. “Zeventig laatgotische beelden, enkele beduidend ouder, sommige wat jonger. Waaronder zeven retabels. Ook dinanderiën - kunst uit messing of geel koper - hebben we. En bovenal is er binnenin de Sacramentstoren, een gotische torenmonstrans van 18 meter hoog, 9 verdiepingen met daarop een 200-tal beelden. Zeshonderd Carolusgulden heeft die gekost, een fortuin toen.”
Die Zoutleeuwse Sacramentstoren is best prestigieus. Veel kerken hebben die niet (meer). En nog veel minder in dit megaformaat. In 1880 schenkt het jonge België tijdens de Cinquantenaire, het 50-jarige feest van het koninkrijk, kopieën op ware grootte aan vier bevriende naties. Neen, Holland is daar niet bij. Maar Parijs, Berlijn , Sint-Petersburg en Londen krijgen elk een replica uit gips. Als relatiegeschenk. Het Londense exemplaar is nog altijd te zien in het Victoria and Albert Museum.
Zo bevinden zich in deze kerk liefst 21 Vlaamse topstukken. “Bijzonder veel voor één locatie”, zegt Ward Hendrickx. “Dat betekent dat Vlaanderen die stukken uitzonderlijk belangrijk vindt. Die Vlaanderen zelfs niet mogen verlaten zonder toestemming.”
Beeldenstorm
De hamvraag. Hoe komt het nu dat deze kerk zo goed bewaard is gebleven? In 1566, tijdens de Beeldenstorm, raken calvinisten, die geen afbeelding van het bovenaardse kunnen verdragen en kerkinterieurs als razenden kort en klein slaan, Zoutleeuw niet binnen. “Hier waren Spanjaarden gekazerneerd. In Sint-Truiden zijn ze geweest, in Tienen ook, maar hier niet.”
Ook Hasselt en Maastricht worden geplunderd, zij het met wat vertraging. Al verklaart de Beeldenstorm niet alles. Niet alle kerken krijgen in 1566 ongewenst bezoek. Leuven zal bijvoorbeeld ook gespaard blijven. “Klopt, maar de Zoutleeuwse kerk raakt ook ongeschonden doorheen de Franse Revolutie. De Fransen slaan kerkelijke goederen aan en verkopen het als zwart goed. In de Zuidelijke Nederlanden nog meer dan in Frankrijk zelf. Maar drie kanunniken van Zoutleeuw leggen de eed van trouw af aan het nieuwe regime. Noem het collaborateurs.
Elders wordt kerkelijke kunst vernield of weggesleept naar Parijs. Hier niet.” Dan is er nog die anekdote uit 1827, drie jaar voor de Belgische onafhankelijkheid. Een tijd dat een kerkfabriek nog geen subsidies krijgt voor restauratiewerken. “Dus vraagt het bestuur toestemming aan koning Willem I om messing te verkopen. Een antiquair uit Leuven kan zo een eerste vracht verpatsen. Hij komt snel terug voor een tweede lading. Onder meer voor de arendlezenaar, een topstuk. De Leeuwenaren vinden het welletjes. Die Pelikaandief moet van hun lezenaar afblijven en krijgt een pak slaag dat hem nog lang zal blijven heugen. Ze hebben die antiquair hier nooit meer teruggezien.”
Instortingsgevaar
Na een herinrichting van de beiaard in die opmerkelijke vieringtoren bovenop het schip van de kerk, volgen vanaf 1987 32 jaar lang zes restauratiefases. Voor een totaal van 5.937.650 euro. En nog is de kerk niet helemaal gerestaureerd. “Maar ze ziet er binnen nu veel vrolijker uit dan vroeger. In de 19de eeuw schuurden ze alle kleur weg. In de putjes en de spleten van de ribbogen hebben we de oorspronkelijke pigmenten teruggevonden: oker en ossenbloed. We konden kiezen voor de witte eenvoud van de 19de eeuw of doen herinneren aan de middeleeuwen. We hebben voor de middeleeuwen geopteerd.”
Nieuw geplaatste trekijzers onder de gewelven vallen niet op. Nochtans zijn die slanke metalen staven, bijeengehouden door een cilinder, de reden waarom die van Zoutleeuw na vijf jaar vrijdagavond weer hun kerk in mogen. “”Tijdens de vijfde restauratiefase in 2014 stelden we grote stabiliteitsproblemen vast. De muren gingen uiteen. En als muren uiteen gaan, storten de gewelven uiteindelijk in. Vandaar die trekijzers hierboven. Die houden de muren samen.”
Antwerpen zuigt leeg
Hoe komt het nu dat Zoutleeuw, beloftevolle middeleeuwse stad aan de grens van een rijk hertogdom, stilvalt en tot een vergeten plek van landbouwers en pendelaars op de grens van Limburg en Brabant zal evolueren? Hans Cools, professor Nieuwe Tijd aan de KULeuven, weet waarom: “Vanaf de 14de eeuw raakt de lakennijverheid stilaan in crisis, de industrie van toen. Het gaat slecht in het oosten van Brabant. Diest telt in de 15de eeuw bijvoorbeeld nog 9.000 inwoners. Wat dan bijna evenveel als Leuven is. Een grote stad voor die tijd. Een eeuw later woont nog maar de helft daarvan in Diest.”
Een andere reden voor die teloorgang zal de opkomst van Antwerpen zijn. “Antwerpen zuigt de rest van Brabant leeg. Daar zijn dan zaken te doen. En niet langer in Zoutleeuw. Wie het moeilijk heeft, onder meer door de kleine ijstijd toen, kan makkelijker overleven in de grote stad waar veel kloosters zijn. In elk geval meer dan in steden en stadjes die leeglopen.”
Stayen
Rest nog de klim naar boven, daar op die slanke vieringtoren bij de beiaard. Het blauwe dak van Stayen blinkt in het oosten. Limburg lonkt. En tussen dat Limburg en dat kleine stadje veel groen. Veel veld. De grens is al lang weg, de tijd van glorie ook, maar zijn geschiedenis pakken ze Zoutleeuw niet af.