Expo Maastricht
Oerwalvis zwom ooit in Limburgse zee
Hij was elf meter lang en zwom in de subtropische zee die Nederlands-Limburg en het zuiden van onze provincie ooit overspoelde: de oerwalvis.
Een expositie in het Natuurhistorisch Museum in Maastricht belicht de evolutie van het uitzonderlijke dier. Hoe een parmantig hertje een
zeemonster werd.
In één oogopslag wist hij dat het iets exceptioneels was. Onooglijke broze botfragmenten leken het, maar voor hem een sensatie. “Het kon walvismateriaal zijn of zeekoe. Ik realiseerde me dat dit in elk geval van een zoogdier was en dus van een uitermate grote zeldzaamheid.” Het was een miezerige dag in 1979 dat conservator Lex Meijer van het Natuurhistorisch Museum in Maastricht naar de ENCIgroeve was geroepen, waar de beroemde geoloog Werner Felder ‘iets’ had gevonden. Samen met diens broer Sjeuf Felder kamden ze het gebied uit. ”We hadden de pech dat het gebied net helemaal leeg gebulldozerd was.” Toch vonden ze met enige hulp tientallen fossiele stukken bot.
Lex Meijer herinnert zich dat lang niet iedereen onder de indruk was van de vondst. ”Ze zeiden: gooi het maar weg, het is zo onherkenbaar. Maar ik heb het nodig gevonden om het toch in de collectie op te nemen.”
Achterflippers
Tientallen jaren lagen een paar van de botresten achteloos in een vitrine, met de summiere aanduiding ‘walviswervels en -ribben’. Totdat walvisexperts Henk Jan van Vliet en Mark Bosselaers zich erover bogen. Zouden dit geen resten van een oerwalvis kunnen zijn? Verschillende experts bogen zich erover en concludeerden dat het inderdaad een exemplaar is uit de familie van archaeoceti, de eerste soort walvissen op aarde, 33 tot 37 miljoen jaar oud. Paleontoloog John Jagt van het museum: ”Hij lijkt erg op de mosasaurus, maar had geen achterflippers, alleen stompjes.”
De vondst is bijzonder omdat er in Europa nauwelijks oerwalvissen uit het geologische tijdperk eoceen gevonden zijn; af en toe wordt eens een los bot opgevist in de Noordzee of de Westerschelde. Jagt: “Evolutionair is dit fantastisch! Dit betekent dat dertig miljoen jaar na het uitsterven van de mosasaurus hier weer een reusachtig dier rondzwom.” De ‘hernieuwde vondst’ is voor het museum aanleiding om een expositie te wijden aan de biologie en evolutie van walvisachtigen. Veertig jaar na de vondst worden de onooglijke botjes als relikwieën getoond. “Dit is onze Toetanchamon.” Het museum hoopt meer respect te kweken voor de grootste dieren op aarde, die bedreigd worden door overbevissing, vervuiling, maar ook door militaire toepassingen van sonar die voor de walvissen dodelijk kan zijn. Het beeld van de evolutie van walvisachtigen wordt steeds completer. Aan de totstandkoming van de expositie is door velen meegewerkt, onder meer door de in Herkenbosch geboren Hans Thewissen, die in de Verenigde Staten werkt en al jaren een autoriteit is op het gebied van de evolutie van walvisachtigen. Het is lastig voor te stellen, maar de oerwalvis stamt af van een hertachtig diertje dat ooit in het water leefde. Rank, zo groot als een kat, lopend met zijn hoefjes over de bodem van beekjes en stroompjes. Snuit en staart werden steeds langer, hij werd wolfachtiger (1) en langzaam ging hij over in een zwemmende loopwalvis ter grootte van een fors zeeleeuwmannetje (2). Een stap verder in de evolutie dienden de ledematen alleen nog maar voor sturing en leek het dier meer op een grote otter (3) met een lange snuit. Hij groeide uit tot een serieuze walvisachtige met een spuitgat, die de zee veroverde (4) en uiteindelijk een elf meter lange stevige walvis met een bek vol tanden werd, de basilosaurus (5).
Tandje
De Maastrichtse oerwalvis hoort tot de familie van archaeoceti en lijkt veel op de basilosaurus. Een exacte soortnaam kunnen de paleontologen de oerwalvis niet geven; de fossiele botten geven niet genoeg informatie prijs. John Jagt: “Het is zo jammer dat we niet één tandje of stukje kaak hebben. Dan was het meteen bingo geweest.” Lex Meijer haalt zijn schouders op en verontschuldigt zich lachend. “We hebben ons echt rot gezocht.”
→