Waar zijn we?
De Italiaanse boekenwereld bulkt van talent dat groot internationaal succes kent, dat ook trouw in het Nederlands wordt vertaald - denk aan Paolo Giordano (van ‘De priemgetallen’), Paolo Cognetti (van ‘De acht bergen’), Roberto Saviano (van ‘Gomorra’, 50 keer vertaald) - en er is ook een heerschap dat al meer dan dertig jaar aan de top staat, in een reeks genres nog wel: Alessandro Baricco (61).
Veel lezers herinneren zich nog het fabuleuze ‘Zijde’, een romantisch verhaal van nauwelijks negentig bladzijden, in grote druk, dat de wereld rondging en ook nog werd verfilmd. Of ‘De barbaren’, uit 2006, een essay over de transitie van een oude naar een nieuwe cultuur. Zelfs in vertaling is het aan zijn veertiende druk toe.
Iedereen beseft dat we in een roetsjbaan zitten, maar niemand weet waar dit naartoe moet. ‘De barbaren’ was een eerste poging om afstand te nemen, dieper archeologisch onderzoek te doen. Begin 2016 kreeg Baricco onder meer hiervoor van de Universiteit Leuven een eredoctoraat, zijn eerste. Baricco beantwoordde in ‘De barbaren’ gekke (Italiaanse) vragen als daar zijn: hoe heeft de wijn zijn ziel verloren en is hij Hollywoodwijn geworden? Hoe vonden de Nederlanders in de jaren het totaalvoetbal uit? “Zag je de kaart van de loopwegen van Frenkie de Jong tegen Juventus: hij was overal geweest”, zei Baricco vorige week nog. Het dertien jaar oude boek zit nog vooraan in zijn hoofd. Of, als derde voorbeeld: het boeken