Verkeerslichten
Begin jaren 90 haalde toenmalig Volksunie-minister Johan Sauwens de verfpot van stal. De tot dan toe rood-witte palen van de Vlaamse verkeerslichten moesten plots geel-zwart worden geschilderd. Volgens Sauwens wegens de betere zichtbaarheid, al gaf hij later toe dat het vooral een symbolische operatie was om de kleuren van Vlaanderen in het straatbeeld zichtbaar te maken. Het was de territoriale afbakening van een Vlaamse natie die op dat moment in volle politieke ontplooiing was. Met het Sint-Michielsakkoord in 1993 werd België officieel een federale staat met gewesten en gemeenschappen. Voor Franstaligen die de Vlaamse Rand rond Brussel binnenreden, waren de verkeerslichten een dubbele waarschuwing: niet alleen moet je hier met de auto stoppen, je spreekt ook maar beter Nederlands.
Maar verkeerslichten vormen natuurlijk geen natie. Wie dacht dat de federalisering van het land en de politieke opdeling als vanzelf een Vlaamse identiteit zouden doen ontwaken, kwam bedrogen uit. Het frustreert N-VA, de erfgenaam van de Volksunie, dat Vlaanderen zich na een kwarteeuw van moeizame federale samenwerking niet massaal achter haar separatistische project schaart. De brede steun waarop nationalisten in Catalonië of Schotland wel kunnen rekenen, steekt De Wever en co de ogen uit. Op de koop toe stellen intellectuelen en journalisten voortdurend kritische vragen bij de plannen voor een onpraktisch confederalisme, dat terecht ontmaskerd wordt als een eenrichtingsstraat die doodloopt op de scheuring van het land. Een toekomst waar opiniepeiling na opiniepeiling slechts een kleine minderheid van de Vlamingen voorstander van blijkt.
Als de nota-De Wever iets duidelijk maakt, dan is het wel dat hij beseft dat de uitbouw van een centralistische Vlaamse superstaat - zonder vervelende provincies - niet automatisch leidt tot een doorgedreven natievorming. Daarom moet nu de forcing worden gevoerd. In zijn nota maakt De Wever er geen geheim van: zowel het onderwijs, de cultuursector als de VRT moeten worden ingeschakeld in de versterking van de Vlaamse identiteit. De roep om op scholen en aan nieuwkomers een Vlaamse canon voor te schotelen met hoogtepunten uit de Vlaamse geschiedenis en cultuur staat daarbij centraal.
Op het eerste gezicht is er met die omarming van het eigen verleden niets mis, maar veel meer dan een oprechte poging daartoe, vormt dit de totale politieke instrumentalisering van onderwijs en cultuur. Het uiteindelijke doel is de illusie te wekken dat onze streek en identiteit altijd één en vanzelfsprekend zijn geweest, ook al snijdt dat historisch gezien geen hout. De historicus in Bart De Wever weet dat maar al te goed, maar de politicus in hem beseft dat een beweging van onderuit de enige manier is om de droom van een onafhankelijk Vlaanderen in vervulling te laten gaan.
Het frustreert N-VA dat Vlaanderen zich na een kwarteeuw van moeizame federale samenwerking niet massaal achter haar separatische project schaart