Ik zie u beter nu
Vorige week wandelde ik met een vriend op 1,5 meter door de stad. Dat leek eeuwen geleden. Een ander tijdperk. Normaal fiets ik altijd. Ik was het vergeten, wandelen. Het tempo is zo laag dat je nergens voor moet uitkijken. Het landschap verandert traag. Rijhuis na rijhuis in Runkst. Akkerlijn na akkerlijn in Schimpen. Er is eigenlijk niets te zien. Dus luisteren mijn zintuigen scherper. En het hart voelt dieper mee.
Terwijl de machinerie van de stad krakend weer in beweging komt, de winkelstraten zichzelf beplakken met steriele stickers en de scholen haastig vakken afbakenen met rood-wit lint, blijf ik vertragen. Ik heb geen enkele behoefte om terug op de malle draaimolen van winkels, tripjes en drukke agenda’s te stappen. Zelfs niet als er straks weer een flosh tevoorschijn wordt getoverd.
Mijn agenda is leeg en nutteloos. Ik kan nu namelijk alles zelf onthouden. Ik zit uren thuis te werken, doe een paar klussen en ga rolschaatsen. En dan is het dus nog altijd dezelfde dag. Geweldig! Ik heb alle tijd om mezelf te herinneren aan die vergadering van morgenochtend. Voor het eerst vergeet ik niemands verjaardag. Kaartjes liggen al dagen vooraf klaar om verzonden te worden. Ik rijd niet meer snel-snel naar de postbus in de Biezenstraat vlak voor de laatste lichting. Het is op dit moment toch totaal onvoorspelbaar hoeveel dagen een kaartje onderweg zal zijn. Fantastisch!
Het is niet zo dat ik weiger om terug een versnelling hoger te schakelen. Heropstart! Consumeren! Terrasjes! Spulletjes! De economie moet weer draaien! Winkels moeten hun verlies goedmaken. Ik snap die wiskunde. Zelf heb ik redelijk wat inkomen verloren. Maar zorgen heb ik niet. Ik wil heel graag dat we mensen die wel zorgen hebben, een handje kunnen toesteken. Maar moet ik daarvoor weer de draaimolen op?
Ik maakte de afgelopen weken een lijstje met spulletjes die ik graag wil. Een rolgordijn in de keuken. Alleen voor de heetste dagen. Dat is dus 340 dagen per jaar verspild geld. Maar ik koop er toch één! Een mooi, duurzaam en kwaliteitsvol gordijn in een 100% Hasseltse winkel. Dat heb ik besloten. En zo heb ik een redelijk lijstje geplande steunaankopen rechtstreeks bij stadsgenoten. Maar ik heb geen behoefte om me te laten verleiden of stimuleren tot meer en groter consumeren. Promoties, plastic wegwerpcadeautjes en buitenkansjes in ketens en op websites. Het trekt het me gewoon niet aan. Ik mis die mallemolen niet.
Er zijn zoveel dingen die ik absoluut niet mis. Nieuwe boeken bijvoorbeeld. Laat de bibliotheek nog maar even toe. Ik lees trager. Letterlijk woord voor woord. Niet om te hamsteren. Maar omdat ik geen behoefte heb aan sneller. Er ligt geen volgend boek klaar. Ik mijmer weg achter punten en komma’s, draai secondenlang rond in de vreemde bochten van een ingewikkelde zin.
Zo ook op straat. Ik zie u beter nu. Ik blijf haken achter de gezichten van stadsgenoten. Ik zie de openheid en tijd, in dit vreemde gewricht van ons leven. Soms zie ik ook geslotenheid. Dat vastbesloten, onwrikbare chagrijn. De weigering om ergens van te genieten waar je niet zelf toe hebt beslist. Of de angst. Als ik u zie, stadsgenoot, neem ik de tijd om te bedenken dat ik u eigenlijk niet ken. En soms de tijd om u te leren kennen. Ik rijd voor het eerst door Wimmertingen, vraag aan iemand waar de Mombeek stroomt. We spreken een kwartier over dat prachtig riviertje. Nu kan dat zomaar. Op Hollands veld praat ik met een oudere vrouw die haar hond uitlaat. Dertig minuten. Geen van ons moet nog ergens zijn. Veertig minuten. Vijftig minuten. Nu moeten we echt naar huis. We lachen. Want we weten dat dat niet waar is. En inderdaad: onderweg naar huis heb ik in de Tesch-wijk nog een leuke babbel met een wijkgenoot waarnaar ik vroeger nooit meer deed dan zwaaien.