OUDSBERGEN
De intensieve en prematurenafdelingen van het Natuurhulpcentrum barsten uit hun voegen. Door corona worden er meer jonge dieren binnengebracht. Het dagrecord sneuvelde deze week al twee keer en staat nu op 100. Nog een primeur: voor het eerst revalideert er een boommarter.
Ongezien. Zo noemt Sil Janssen de toestroom van jonge diertjes in het Natuurhulpcentrum. “De jongste weken staat er geen maat op de inheemse jonge diertjes die hier worden binnengebracht. Heel veel meesjes, maar ook eenden, vossen en steenmarters.” Het staat vast dat de drukte voor een deel met corona en de lockdown te maken heeft. “Veel meer mensen zijn thuis aan het werken en gaan vaker wandelen, met of zonder kinderen. En dan zien ze gewoon veel meer en brengen ze de jonge diertjes naar hier.” Door de drukte zijn in het centrum intussen ook opnieuw vrijwilligers aan het werk. “Het ging niet meer anders. Er was te veel werk. Maar er zijn strikte regels omdat we koste wat kost willen vermijden dat hier mensen besmet geraken met corona. Dat zou een drama zijn voor de mensen, maar ook voor de dieren. Daarom is afstand houden de boodschap.”
GENK
Boommarter
Tussen al dat jonge geweld zit voor het eerst ook een volwassen boommarter. “Een primeur voor ons centrum. En dat alleen al wil zeggen dat het een zeldzaam dier is in Limburg. Deze boommarter werd omvergereden in Bosland. Hij stelt het intussen goed.”
Precies drie jaar geleden werd voor het eerst in decennia weer een boommarter gezien in Limburg, in de buurt van Bokrijk. Enkele maanden later werd er ook eentje gesignaleerd in het Hobos (Bosland). Maar het neefje van de steenmarter blijft een uitzondering in de Limburgse bossen.