Zo worden aftrekposten geen lastposten
Taksman telt mee: Wat met tweede verblijven, kinderen of overleden partner: 9 lastige belastingvragen beantwoord
De voorbije dagen loodste Geert De Witte van Test-Aankoop ons doorheen de nieuwe regels van de belastingaangifte, tipte hij de belangrijkste aftrekposten om de factuur te verzachten en beantwoordde hij het jaarlijks terugkerende dilemma rond de beroepskosten. In de laatste aflevering rond de belastingaangifte beantwoordt hij een rist prangende vragen om zo efficiënt en voordelig mogelijk je belastingen aan te geven.
1 Verandert corona iets aan je aangifte?
Alvast niet aan die van dit jaar, want de aangifte in 2020 heeft betrekking op het inkomstenjaar 2019. Al houdt de fiscus dit jaar geen zitdagen maar biedt hij enkel telefonisch bijstand. Volgend jaar zal de coronacrisis wel een invloed hebben. Zo zullen bepaalde steunpremies in het kader van de crisis niet worden belast en komt er een regeling rond de belastingvermindering voor betaalde kinderopvang nu tal van vakantiekampen geannuleerd zijn. Ook zullen giften van medisch materiaal in bepaalde gevallen aftrekbaar zijn.
2 Wat als je geen formulier kreeg?
Als je vorig jaar je aangifte via Tax-on-web hebt ingediend, is het normaal dat je geen papieren formulier hebt gekregen. Al heb je dan wellicht een herinneringsmail ontvangen over de elektronische aangifte. Je krijgt ook geen formulier als je je vorige aangifte hebt laten invullen door een boekhouder of een belastingconsulent. Voor de anderen: je hoeft niets te doen als je belastbaar inkomen niet hoger ligt dan 8.860 euro (het belastingvrije minimum voor één persoon). Tenzij je bijvoorbeeld een rekening of levensverzekering hebt in het buitenland, je buitenlandse inkomsten hebt of jij of je partner werkt als internationale ambtenaar.
Wie een hoger belastbaar inkomen heeft en geen aanslagbiljet heeft ontvangen, kan het best contact opnemen met de dienst Financiën (02-572.57.57).
3 Hoe geef je kinderen aan als je vorig jaar bent gescheiden?
De fiscus zal jullie voor het hele jaar als “alleenstaande” beschouwen, zodat jullie twee afzonderlijke aangiftes moeten invullen. Jullie kunnen de kinderen niet allebei ten laste nemen, dus zullen jullie het eens moeten worden wie dat mag doen. Vermelden jullie niets, dan baseert de fiscus zich doorgaans op de domicilie van het kind, al is dat niet het enige mogelijke criterium. Ook dat de ene ouder een grotere bijdrage levert in de kosten dan de andere, is geen absoluut criterium.
Hebben jullie gekozen voor fiscaal co-ouderschap, en blijkt de gelijkmatig verdeelde huisvesting ook uit een gerechtelijke beslissing of een (geregistreerde of gehomologeerde) overeenkomst waarin beide ouders akkoord gaan met de verdeling van de belastingvrije sommen voor de kinderen, dan moeten die kinderen in beide aangiftes vermeld worden. Voor de ouder bij wie de kinderen hun domicilie hebben in de rubriek B.2, voor de andere ouder in de rubriek B.3 van vak 2. De belastingvrije sommen voor de kinderen worden dan gelijk over de twee ouders verdeeld (de extra belastingvrije som voor alleenstaande ouder ontvangen ze allebei volledig). Ook kunnen beiden hun kinderopvangkosten aftrekken. Maar de hele regeling vervalt als een van beide ouders de onderhoudsuitkeringen betaald tijdens de co-ouderschapsperiode aftrekt in de belastingaangifte.
4 Wat als je in 2019 een eerste kindje kreeg als feitelijk samenwonenden?
Aangezien jullie feitelijk samenwonen, moet elke partner een aparte belastingaangifte indienen. Jullie kiezen zelf wie het kind ten laste neemt. Wie van beiden dat is, maakt in principe niet veel uit omdat de belastingvoordelen op de laagste inkomensschijven worden aangerekend. Maar heeft één partner geen of weinig inkomsten, dan geeft die het kind beter niet aan.
De aangifte gebeurt in vak II , rubriek B.1a. Een kind ten laste levert een extra belastingvrije som op van 1.610 euro. Daar komt nog eens 1.610 euro bovenop omdat de fiscus je als alleenstaande ouder beschouwt. Zolang het kind jonger dan 3 is, heb je recht op een bijkomende belastingvrije som van 600 euro als je geen opvangkosten aangeeft. Heb je geen kosten voor kinderopvang in 2019, vermeld het kind dan zeker een keer extra onder code 1038 in de rubriek gezinslasten.
Heb je wel kosten voor kinderopvang die recht geven op belastingvermindering (vak X van de aangifte), dan moet je een afweging maken wat het voordeligste is: beroep doen op die extra belastingvrije som van 600 euro of kiezen voor de belastingvermindering van 45 procent op maximaal 11,20 euro per opvangdag. Als je dus op jaarbasis aan niet zo veel opvangdagen komt, bijvoorbeeld bij een geboorte in het najaar, geef je die opvangkosten wellicht beter niet aan.
5 Hoe moet je aangeven dat je partner vorig jaar is overleden?
Als de partner met wie je gehuwd was of wettelijk samenwoonde is overleden in 2019, moet je twee aangiftes invullen. Een eerste op jouw naam (binnen de normale termijn in te dienen), met eerst je eigen inkomsten en je aandeel in de inkomsten van de gemeenschap tot het moment van overlijden, en vervolgens je inkomsten tot het einde van het jaar. Je moet de vakjes bij codes 1010 en 1011 aankruisen, en ook het vakje dat zegt hoe je voor 2019 wil worden belast: hetzij gemeenschappelijk (het vakje bij code 1012), hetzij afzonderlijk als alleenstaande (code 1013). Een gemeenschappelijke aanslag is meestal voordeliger als een van de partners dat jaar weinig of geen beroepsinkomsten had. Duid je niets aan, dan zal de fiscus afzonderlijke aanslagen toepassen.
In een tweede aangifte op naam van de nalatenschap vul je daarna de inkomsten in van de overledene en zijn of haar aandeel in de onroerende (en roerende) inkomsten van de huwelijksgemeenschap tot zijn of haar overlijden. Je moet het overlijden melden bij codes 1022 en 1023.
6 Moet je je tweede verblijf aangeven, ook al verhuur je het niet?
Een tweede verblijf moet je altijd aangeven. De fiscus is perfect op de hoogte van je eigendommen en ook rond woningen in het buiten
land is er informatie-uitwisseling. Of je het al dan niet verhuurt, maakt voor de fiscus niets uit: je zal op het extra vastgoed belast worden.
Voor een tweede verblijf in eigen land vermeld je bij code 106 in vak III het niet-geïndexeerde kadastraal inkomen (KI). Gehuwden volgens het wettelijke stelsel geven elk de helft aan van het niet-geïndexeerde KI, alle anderen doen dat in verhouding tot hun eigendomsaandeel.
Kocht je het pand in 2019, dan moet je slechts een deel van het KI aangeven, in verhouding tot het aantal dagen in bezit. Werd je eigenaar op 1 oktober, dan wordt dat: KI x 92/365. De fiscus zal het KI zelf indexeren en verhogen met 40 procent. Het resultaat wordt belast aan uw hoogste belastingvoet (tot 50%). Heeft u een lening lopen voor uw tweede woning, dan kunnen de afbetaalde intresten deze belasting temperen. Die leninguitgaven geeft u aan in vak 9, rubriek II (code 146).
Voor een tweede verblijf elders in Europa, aan te geven bij code 130, gebruik je de buitenlandse forfaitaire huurwaarde – dat is het bedrag dat de buitenlandse overheid heeft vastgesteld of aanvaard als fictief inkomen. U mag daar zelf de buitenlandse belasting op het onroerend goed nog van aftrekken. De Belgische fiscus kent in principe een vrijstelling toe, maar toch zal er extra Belgische belasting verschuldigd zijn.
7 Heb ik recht op een vrijstelling voor dividenden op aandelen?
Op de eerste schijf van 800 euro aan ontvangen bruto aandelendividenden hoef je geen belasting te betalen. Die vrijstelling geldt per persoon. Opgelet: ze is niet van toeOp passing voor dividenden uit beleggingsfondsen en juridische constructies.
Stel: je hebt bruto 1.000 euro aan Belgische dividenden ontvangen. Dan werd daar automatisch 300 euro (de roerende voorheffing bedraagt meestal 30 procent) op ingehouden door de uitbetalende instelling. Om de onterecht ingehouden voorheffing op het vrijgestelde bedrag terug te krijgen via de aangifte (maximaal 240 euro, aan te geven bij code 437), moet je zelf je huiswerk maken, want je krijgt geen fiscale fiche met een overzicht van de al dan niet terecht ingehouden roerende voorheffing. Kies bij de aangifte altijd eerst de dividenden die tegen het hoogste tarief werden belast. Als je een voorstel van vereenvoudigde aangifte hebt gekregen, doe je er goed aan het voorstel op dat punt te corrigeren. buitenlandse dividenden die u rechtstreeks in het buitenland int, is nog geen Belgische roerende voorheffing ingehouden. U moet die dus normaal gezien aangeven. Hier kan u de vrijstelling claimen door de eerste schijf van 800 euro ontvangen dividenden gewoonweg niet te melden bij de “verplicht aan te geven inkomsten” in vak 7. Let op: de vrijstelling geldt voor alle dividenden samen. U mag dus geen vrijstelling vragen als uw dividendenkorf van 800 euro al vol is met binnenlandse dividenden.
8 Hoe geef je aan dat je kapitaal van pensioensparen hebt ontvangen?
Bij pensioenspaarfondsen wordt belasting geheven op je stortingen, vermeerderd met een fictief rendement: 6,25 procent per jaar voor stortingen vóór 1992 en 4,75 procent voor stortingen daarna (het werkelijke rendement van het fonds speelt geen rol). Bij pensioenspaarverzekeringen word je belast op je stortingen en de gewaarborgde intrest, maar niet op de winstdeelneming. Bij een tak 23verzekering telt de waarde van het contract op de datum van taxatie. De fiscus heft een deel van de belasting al vóór je 60ste en trekt dat af wanneer je de eindbelasting moet betalen.
Wat moet je aangeven? Als je het kapitaal hebt opgenomen na je 60ste verjaardag, is de belasting al geheven voordat je het kapitaal kreeg. Je moet dan ook niets invullen. In alle andere gevallen heb je een fiche 281.15 gekregen en breng je de bedragen die je vindt naast de codes 219 tot 222 over naar de overeenkomstige codes in vak V. Vergeet ook de bedrijfsvoorheffing niet (code 225).
9 Hoe geef je de uitkering aan van de schuldsaldoverzekering na overlijden van je partner?
Het bedrag van de schuldsaldoverzekering dat wordt uitgekeerd, wordt meestal rechtstreeks naar de kredietinstelling doorgestort. Maar de uitkering wordt niet altijd belast. Als je in het verleden voor geen enkele premie van de schuldsaldoverzekering belastingvermindering hebt genoten, dan wordt de uitkering niet belast. Als je in het verleden voor (al was het maar een van) de premies wel belastingvermindering hebt genoten, dan wordt de uitkering wel belast.
Wanneer de uitkering belastbaar is, dan wordt u echter niet op het volledig uitgekeerde kapitaal belast, maar wel jaarlijks gedurende een bepaalde periode op een stukje van het uitgekeerde kapitaal.
Dit noemt men “de fictieve omzettingsrente”. Het uitgekeerde kapitaal wordt omgezet in een fictieve rente die je diverse jaren moet aangeven. Hierdoor wordt de belastingdruk in de tijd gespreid. Hoeveel rente dat is en hoeveel jaar je dat moet aangeven, is afhankelijk van je leeftijd op het ogenblik dat het kapitaal werd uitgekeerd. Was je jonger dan 65 op dat moment, dan moet je gedurende 13 jaar jaarlijks een percentage aangeven dat varieert van 1 procent (als je bij uitkering minder dan 40 jaar was) tot 4,5 procent (als je bij uitkering 63 of 64 jaar was). Was je 65 of ouder, dan moet je 10 jaar lang 5 procent van het kapitaal aangeven. De omzettingsrente wordt belast aan het tarief dat van toepassing is op je hoogste inkomensschijf. Je vindt jouw omzettingsrente op de fiche die je hebt gekregen. Je geeft ze aan in vak V. Pensioenen, bij code 216. Opgelet: je ontvangt normaal gezien enkel het eerste jaar een fiche met vermelding van de omzettingsrente. De volgende 9 of 12 jaar mag je niet vergeten die in de aangifte te vermelden. Een tip: noteer nu al in welk jaar je die rente de laatste keer moet aangeven.