Het geruis van het Struikgewas
Wie vanuit Brussel en Leuven Limburg binnenrijdt, kan er niet naast kijken. Als 21steeeuwse sfinxen domineren de windmolens langs de E314 de horizon van Halen.
Voor bezoekers zijn ze de poort naar de groene provincie, voor Limburgers een teken dat ze weldra thuis zijn. Voor fietsers zijn ze best indrukwekkend om onderdoor te rijden en toevallig liggen ze behalve op de Limburgse provinciegrens ook pal op de gemeentegrens van Halen. De windmolens langs de E314 (1) zijn de gidsen voor deze aflevering van ‘Rondom’.
Maar we starten de rit in Zelem, op het punt waar Lummen Halen raakt en waar de spoorlijn Hasselt-Diest onder de autosnelweg voert. Voor wie er de eerste keer komt, is Zelem een ontdekking. Het dorp, dat in het overgangsgebied ligt tussen de Kempen en het Hageland, wordt omgeven door zandheuvels en dennenbossen. Met een beetje fantasie waan je je in Zweden en zo is die staycation toch ergens goed voor: ZelemZweden is toch al snel zo’n 1.600 kilometer bespaard.
Door de zanderige ondergrond in de Zelemse bossen zijn race- en stadsfietsen niet aangewezen, kom met een mountainbike, cross- of gravelfiets. Een fiets die ruwer terrein aankan, is sowieso nodig wanneer we het hobbelige pad in de vallei van de Zwarte Beek aansnijden en de Schurfertbrug (2) oversteken. Een vergissing is snel gebeurd: ook wij hadden eerst Schurfterbrug gelezen en ons afgevraagd of die dan niet beter in Jeuk had gelegen. De brug is trouwens aan herstel toe: de planken zien eruit alsof ze elk moment kunnen breken. Oversteken op eigen risico.
Via de nijdige, onverharde Ottenberg (steilste stukje: 14%) leidt de gemeentegrens langs Meldert terug naar Zelem. Van daar gaat het bergaf naar de voet van de SintJansberg, waar we de Demer oversteken en een fietstunnel ons onder het afrittencomplex in Webbekom leidt. In de holle Rozedelstraat gaat het opnieuw stevig bergop en daar zijn ze dan, de bakens die de grens van Halen zo netjes afzomen.
Een goede dag
Fietsen naast een autosnelweg is geen pretje, dat klopt. Maar op deze plek langs de E314 verdwijnen verkeer en lawaai in een gracht. Blijven over: het knarsen van het grind onder onze banden terwijl boven ons de vleugels van de windmolens ritmisch ruisen. Ooit liepen wij voor de krant een dag mee met een windmolentechnicus. We kregen een harnas aan om langs de binnenkant van een turbine omhoog te klimmen en in de cabine 107 meter boven de begane grond van het uitzicht te genieten. Dat was een goede dag.
Via Zelk komen we in het gehucht Struik - met struiken, check - en voor het dwarsen van de Hagelandstraat wenkt de afzink, opnieuw in een holle weg. Een wei met struisvogels (3) kondigt de oversteek aan van het fietspad dat in een oude spoorwegbedding van Halen naar Tienen loopt. Ook de moeite: op sommige voormalige haltes staan de oude stationsgebouwen er nog. Ze zijn opgekalefaterd en worden bewoond - het is moeilijk om niet even stiekem binnen te gluren.
De Halense gemeentegrens is één van de weinige in deze provincie die zo dicht bij het centrum van het dorp loopt, dat wordt begrensd door de Gete. We laten het dorp echter links liggen en steken de drukke N2 over richting het Schulensmeer, opnieuw de vallei van de Zwarte Beek tegemoet (4). In de Eerste Wereldoorlog was Halen het decor van de Slag der Zilveren Helmen. Het Belgische leger boekte er een zeldzame overwinning op de Duitsers, die, omdat ze de brug over de Gete snel hadden kunnen innemen, overmoedig waren geworden en nog eens old fashioned te paard en met sabels ten aanval trokken. Hoewel ze beperkt was in omvang, staat de slag bekend als de laatste grote cavalerieaanval in West-Europa. In de Rotemstraat herinneren 44 betonnen helmen aan de 300 soldaten en de 400 paarden die er het leven lieten. Dat heet dan man en paard noemen.