Gierende boemerangs
Als er thuis mensen uit de auto stappen met een schoenendoos in hun handen, dan weet ik het wel. Meestal verschijnt er onder het deksel een onfortuinlijk vogeltje. Tegen een raam gekwakt, uit het nest gesukkeld of een ander wreed accidentje. Deze keer bleek er een nestjong van een gierzwaluw in te zitten. Mijn raad om het naar het Natuurhulpcentrum te brengen, werd prompt opgevolgd. Gierzwaluwen zijn trouwens fascinerende vogels. Je kent ze vast als die boemerangs die al gierend door de lucht schieten in de stad of je dorp. Vliegen kunnen ze als de beste. Maar dat is dan ook niet meer dan normaal. Ze oefenen hun kunsten dan ook 24 uur op 24, ze vliegen constant. Alles doen ze al vliegend: eten, paren, slapen. Voor dat laatste vliegen ze tot op grote hoogte en daar kunnen ze dan de helft van hun hersenen ‘uitzetten’. Op halve kracht laten ze zich dan stilletjes naar beneden zweven. Wonderbaarlijk, niet? Alleen hun eitjes uitbroeden en de jongen voederen in het nest lukt niet zonder te vliegen. Ze bouwen een slordig nestje onder een dakpan of in een spleet van een muur. Zo vallen de kleintjes er als het ware uit als ze het nest verlaten. Want door hun korte pootjes slagen ze er niet in om, eenmaal op de grond, weer op te stijgen.
De jonge gierzwaluwen hebben ook wel wat ‘rare’ trekjes. Bij slecht weer is het voor de ouders vaak moeilijk om voldoende voedsel te vinden. Zo verdwijnen ze bij onweer zelfs helemaal uit beeld en kunnen ze in een paar uur honderden kilometers ver weg vliegen. Ze laten hun kroost dan letterlijk in de steek, voor even maar. De jongen weten dit blijkbaar, want ze gaan dan in een soort van gedeeltelijke coma. Hierdoor verbruiken ze veel minder energie en kunnen ze wel even zonder eten. Komt het zonnetje weer tevoorschijn, dan vliegen mama en papa gierzwaluw terug naar hun nest. Met een snavel vol eten om hun kroost verder groot te brengen. Meestal zit ik dan ergens op een terrasje om te genieten van deze wonderbaarlijke luchtacrobaten.