Vooruit, maar met wat?
Geen spektakel op een podium, waar het doek langzaam optrekt en uit de kunstmatige nevelen van de rookmachine de nieuwe letters opduiken, omringd door obligaat applaudisserende bobo’s. Niets van dat alles om de nieuwe naam van sp.a aan te kondigen. Vooruit, zo zal de partij vanaf december heten, en dat werd woensdagavond netjes bekendgemaakt via hoe kan het ook anders Instagram, het geliefkoosde medium van voorzitter Conner Rousseau.
Het leek allemaal wat overhaast, maar misschien past het wel bij de naam, het moet vooruitgaan. Rousseau wil al langer de spotlights van zijn eigen partij weghalen en ze opnieuw op de inhoud richten. De nieuwe naam moet die nieuwe lading dekken en voor een fris elan zorgen. Na jarenlang, verkiezing na verkiezing, rake klappen te hebben geïncasseerd, lijkt het zelfvertrouwen stilaan terug te keren onder de socialisten. Dat net nu het socialisme voor de eerste keer sinds 1945 en de oprichting van de Belgische Socialistische Partij uit de naam verdwijnt, is geen toeval. Het socialisme spreekt als verzamelnaam niet meer aan. Met Vooruit liggen alle opties open. Gaan we naar een verbredingsoperatie zoals ook de VLD die inzette na Verhofstadts modernisering van de oubollige PVV? Mikt de partij op kartels met andere progressieve partijen? Krijgen we straks een inhoudelijk andere koers? Het antwoord is dat we het niet weten. Het is Vooruit, maar voorlopig is de vraag vooral: vooruit met wat? De naamsverandering komt in dat opzicht op een vreemd moment. Rousseau mag dan wel de partijstructuren lichter hebben gemaakt - dat was ook nodig, want electorale achteruitgang betekent ook minder subsidies - de partijvernieuwing staat nog in haar kinderschoenen. Rousseau loopt voorop met een nieuwe vlag, maar daarachter is het voorlopig mager. Of mogen we de uitspraken van de voorzitter in Gert Late Night (“Als je geen Nederlands wil leren, kan je hier weinig komen doen”) catalogiseren onder een koerswijziging? Dat hij goed heeft gekeken naar het Deense voorbeeld, waar de socialistische partij al langer scoort met een flinks discours, is geen geheim. En de tactiek is ook niet nieuw. Vraag dat maar aan Louis Tobback. Maar of het ook allemaal goed doordacht is? Daar lijkt het vooral (nog) niet op.
De partij drijft vandaag op de politieke maagdelijkheid van Rousseau, zijn enthousiasme, zijn frisse look. Maar straks wordt hij een van de zeven partijvoorzitters van de Vivaldi-regering en zal ook hij onpopulaire beslissingen moeten verdedigen. Hoe snel brokkelt Rousseau’s imago van politiek vernieuwer af? Kan hij in een strak bestuurscarcan zijn partij op een ander spoor zetten? Veel meer dan de naam zal dat straks bepalen of de partij vooruit kan.