“Justitie misbruikt voorlopige hechtenis om toch lik-op-stukbeleid te voeren”
BACHELORPROEF HASSELT “Het kan niet dat een verdachte in voorhechtenis hetzelfde gevangenisregime moet ondergaan als een veroordeelde crimineel.” Dat stelt rechtenstudente Safira Barby in haar bachelorproef over het vermoeden van onschuld, dat in ons land te vaak met de voeten wordt getreden door de wet op voorlopige hechtenis.
Safira Barby (22) uit Zutendaal is bezig aan haar laatste weken als studente rechtspraktijk aan de Hogeschool PXL. Haar stage doorliep ze in de gevangenis van Hasselt, waar ze het idee kreeg voor haar gesmaakte bachelorproef. “Ik koos het vermoeden van onschuld als onderwerp”, zegt Safira. Omdat daar niet veel van overschiet eens een verdachte in voorhechtenis belandt. Betichten en veroordeelde criminelen leven dan noodgedwongen samen in de gevangenis, wat niet de bedoeling is. “En dat is niet de verantwoordelijkheid van de gevangenisdirecteur. Wel is het te wijten aan een gebrek aan middelen en infrastructuur. Iets wat voor alle gevangenissen in België geldt.” In theorie krijgen verdachten tijdens hun voorlopige hechtenis een soepeler regime in de gevangenis dan veroordeelden. De praktijk is helemaal anders, en dat verbaasde Safira. “Zolang iemand niet veroordeeld is, geldt het vermoeden van onschuld. Toch zit zo’n 40 procent van de gedetineerden in ons land in voorhechtenis en blijft er van een apart regime weinig over. Bijkomend probleem is dat personen in voorhechtenis niet mogen werken in de gevangenis. En dan is er nog de detentieschade. Gedetineerden kunnen verdachten beïnvloeden, hen mee op het criminele pad trekken of ze kunnen zelfs verslaafd raken aan drugs. Voorbeelden genoeg.”
Handtekening
In haar zoektocht naar antwoorden klopte Safira aan bij Paul Dauwe, gevangenisdirecteur in Hasselt. “Er is inderdaad het principe dat er een aparte afdeling is voor beklaagden”, bevestigde Dauwe aan Barby. “In de praktijk zitten beklaagden en veroordeelden door elkaar. Wij vangen dit op met een papier dat de beklaagde ondertekent wanneer hij of zij binnenkomt. Hierin verklaart de beklaagde om niet gescheiden te worden van een veroordeelde. Dit maakt het voor de beklaagde wel mogelijk om deel te nemen aan gemeenschappelijke activiteiten, zoals de wandeling of sporten. Ik heb het in mijn hele carrière nog niet meegemaakt dat iemand dat papier niet heeft ondertekend.” Hoe wordt dit dan verantwoord? “Niet.
We zitten in de materiële onmogelijkheid. De overheid schiet tekort”, stelt Dauwe.
Meest misbruikte wet
Strafpleiter Philip Daeninck noemt de wet op de voorlopige hechtenis de meest misbruikte wet van België. “De wet op zich is goed maar de manier waarop ze wordt toegepast, is een ander verhaal”, zegt Daeninck. Hij ziet meerdere redenen voor de stijging van het aantal mensen in voorhechtenis. “Er worden meer verdachten effectief opgesloten en de duur van de voorhechtenis is ook toegenomen. Justitie is de laatste jaren repressiever geworden en gaat sneller over tot opsluiting, ook om het vluchtgevaar van buitenlandse verdachten te beperken. Daarnaast is er het aanvoelen dat de stijging veel te maken heeft met de gebrekkige strafuitvoering. Justitie tracht via de voorlopige hechtenis toch nog een soort lik-op-stukbeleid door te voeren.”
Barby, die volgend jaar criminologie gaat studeren, ziet wel een oplossing: “De gevangenisdirecteur van Oudenaarde pleit voor meer detentiehuizen, kleinschalige projecten waar verdachten verblijven in afwachting van het verdere verloop van een straf of vrijspraak. Het zou de re-integratie een stuk eenvoudiger maken en de detentieschade alleen maar verkleinen omdat ze er niet tussen veroordeelden verblijven.”
Studente rechtspraktijk