Waarom de bietentram niet naar Tienen maar naar Oreye sjokte
Wie meer dan 70 jaar geleden vanuit Wellen richting Diepenbeek trok en daarbij Kortessem doorkruiste, stootte nog niet op het drukke kruispunt met de rode lichten. Wel lagen er twee tramlijnen die zowel personen als goederen vervoerden.
De start van de 20ste eeuw maakte het leven van de Kortessemnaren een pak makkelijker. In 1900 werd de eerste tramlijn door de gemeente verwezenlijkt. Die lijn kreeg het nummer 495 en reed vanuit Hasselt naar de suikerraffinaderij Notre Dame in het Luikse Oreye. Daarbij passeerde hij Kortessem en de Loonse stroopfabrieken. Het station van Kortessem lag destijds op de Hasseltsesteenweg, waar nu de supermarkt Alvo zich bevindt, en was een plek met veel bedrijvigheid. Het station deed dienst als hulpstelplaats van de tweede categorie en stond in voor de organisatie van het reizigersvervoer. Daarom was er in het station een waterreservoir, een kolenbunker en ook twee remises of garages voor de trams. Daarnaast was er ook een logeerkamer waar het trampersoneel kon overnachten indien nodig. Marcel America (85), gepensioneerd leraar, woonde verschillende jaren tegenover het tramstation. “Als kleine jongen hield ik het station nauwlettend in de gaten”, vertelt hij. “Zo ontstond mijn passie voor trams en treinen. Mijn vader en nonkels werkten allemaal op de tram. Ik mocht dus vaak mee en dat vond ik geweldig.”
‘Bietentram’
Tijdens het hoogseizoen, ook wel de ‘campagne’ genoemd, stoomden de wagons dag en nacht met tonnen bieten naar de suikerfabriek. Daarom sprak men in de volksmond ook wel van de ‘suikertram’ of de ‘bietentram’. Al reed de tram niet naar een van de meest bekende suikerfabrieken: die van Tienen. De Tiense suikerfabriek was destijds namelijk in handen van liberale gezagvoerders en de katholieke landbouwers zagen het niet zitten om hun bieten daarnaartoe te vervoeren. Suikerraffinaderij Notre Dame in Oreye was wel katholiek en won daardoor het vertrouwen van een groot aantal boeren.
Ook waren er vaak te veel bieten en niet genoeg wagons. Doordat de goederentram of marchandise zo vol zat, smeekten de boeren om meer lege wagons in te schakelen. Om het trampersoneel daartoe te overtuigen, trakteerden de landbouwers hen in de wachtzaal van het café Tramhalte. Zo’n café was terug te vinden in ieder dorp. Naast het transport van suiker en andere goederen zoals steenkool, hout en bouwmaterialen, was de tram ook een populair vervoermiddel voor de inwoners. “Het volk had zo eindelijk een goede verbinding met Hasselt, waar veel mensen werkten, studeerden of naar de markt gingen”, zegt Marcel. “Zo werden de Zuid-Limburgse dorpen uit hun isolement gehaald.”
Smokkelen
In april 1917 werd de lijn Wellen-Borgloon-Oreye door de Duitse bezetter opgebroken om het staal te gebruiken. Twee jaar na de wereldoorlog, in januari 1920, werd de lijn weer opgebouwd en op het eind van dat jaar kon de tram alweer in gebruik genomen worden. Tijdens de
Tweede Wereldoorlog was de tram dan weer het belangrijkste transportmiddel voor de landbouwers. Het was de enige toegangsweg die niet geblokkeerd was door de Duitsers. Daarom werden alle goederen via deze weg vervoerd. Dat gebeurde niet altijd op een legale manier. Er werd heel wat gesmokkeld. Vooral boter en eieren waren populair bij de smokkelaars. Al liep dat smokkelen niet altijd van een leien dakje. Vaak zaten er controleurs op de tram. Het was de taak van de machinist om aan de smokkelaars op het perron aan te geven of er al dan niet controleurs op de tram aanwezig waren. Dat gebeurde aan de hand van allerlei tekens die voortdurend moesten veranderen.