Verleid door een Canadese soldaat met een verlovingsring per post
Bijna dag op dag zestien jaar loopt deze reeks Limburger en Wereldburger intussen. Maar nooit eerder kwam in deze rubriek iemand van net geen eeuw oud aan het woord. Op 25 februari volgend jaar wordt Caroline Van Werde honderd jaar. Een eeuw vol bijzondere, maar ook tragische momenten. Zelf daarop terugblikken, is vandaag de dag niet meer zo evident. Haar geheugen durft haar wel eens in de steek laten. Maar met wat hulp van haar dochter Ghiselle en halfzus Jeanne (91) geeft ze ons toch een inkijk in haar wonderlijke levensverhaal.
“Ik ben geboren in 1923 in Achel”, steekt Caroline van wal. “Ik had één oudere broer Henri, een zus Helena en een jaar na mij werd mijn jongere broer Jaak geboren. Mijn moeder geraakte nog een vijfde keer in verwachting, maar ze overleed in het kraambed en verloor ook de baby. Mijn vader moest plots van de ene op de andere dag vier kinderen opvoeden, terwijl hij het erg druk had met zijn bouw- en timmerbedrijf.”
Bleef je vader lang alleen?
“Nee, hij is snel hertrouwd met een heel katholieke vrouw. Samen kregen ze nog eens vijf kinderen. Mijn vader bouwde daarna een huis, met daaraan een volkscafé waar ze boven woonden. Mijn stiefmoeder was chef-kok voor rijke families en kookte ook voor de gasten in het café.”
Toen je 17 was, begon de Tweede Wereldoorlog.
“Klopt. Voedsel werd plots schaars, dus moest ik samen met mijn neven en vrienden ’s nachts naar de Nederlandse grens fietsen om tarwe van de boeren te kopen. Dat smokkelden we terug naar België. De grens lag 14 kilometer van huis en het was soms erg koud. Twee keer werden we gepakt door de Duitsers, maar gelukkig namen ze alleen de tarwe in beslag en lieten ze ons gaan. Mijn stiefmoeder verkocht een deel van die tarwe aan de buren. Daarna heb ik nog een baantje gehad bij een sigarenfabriek in Valkenswaard. Daar kon ik met de bus naartoe. In die tijd volgde ik ook een opleiding tot kapster. Achteraan het café had mijn vader een kamer vrijgemaakt, die ik gebruikte als kapsalon.”
Tijdens de oorlog gebeurde er in het café ook een dramatisch ongeluk.
“Er kwamen regelmatig Duitse soldaten iets drinken. We durfden hen niet weigeren. Maar op een dag waren ze aan het spelen met hun wapens en eentje ging per ongeluk af. De kogel raakte mijn zus Helena recht in haar borst. Verschrikkelijk… Ze is onmiddellijk gestorven. Onze familie was er kapot van. Ook de Duitsers hadden spijt. Ze stelden voor om een groot bloemstuk te schenken voor de begrafenis. Mijn familie wist niet goed of ze dat moesten toestaan. Wat zou de buurt daarvan denken? Maar uiteindelijk werd het toch toegestaan, om grotere problemen te vermijden.”
Hoe ben je dan uiteindelijk in Canada beland?
“Ten tijde van de bevrijding, in 1945, kwam er een groep Canadese soldaten naar onze kroeg. Een van hen was Maurice. Of het liefde op het eerste gezicht was? Nee, eigenlijk niet. Maar hij bleef terugkomen om met me te praten. Mijn broer Jaak hielp me, want hij sprak beter Engels dan ik. Toen Maurice terug in Canada was, schreef hij me brieven. Die moest ik eerst door mijn broers laten vertalen, net zoals mijn antwoorden. (lacht) Privacy bestond dus niet en over mijn gevoelens praten was een beetje moeilijk. Op die manier hebben we ruim een jaar naar elkaar geschreven. Ik herinner me nog dat hij me nylonkousen opstuurde. Ik was zo trots, want in België konden maar weinig mensen zich dat veroorloven.”
Zijn avances hadden dus succes?
“Toch wel. Uiteindelijk heeft hij me via de post een verlovingsring opgestuurd. In het voorjaar van 1947 is hij voor vier maanden naar Achel teruggekeerd en heeft hij aan m’n vader om m’n hand gevraagd. In september van dat jaar zijn we getrouwd. Niet in het wit, want dat bestond nog niet. Ik droeg een rode jurk, die we kochten in Brussel, en grijze schoenen en een grijze jas.”
Hadden jullie toen al afgesproken dat jullie naar Canada zouden verhuizen?
“Ja. Het afscheid van mijn familie was moeilijk, maar ik keek ook wel uit naar wat komen zou. We gingen op huwelijksreis naar Parijs en gingen per boot via Ierland naar Canada. Ik herinner me nog dat ik erg zeeziek was tijdens de reis. Toen we aankwamen in Minto, in New Brunswick, werden we hartelijk ontvangen door Maurices vijf oudere zussen en zijn vader. Zijn moeder was toen al gestorven. We hebben nog een tijdje bij zijn vader gewoond tot we een eigen huis hadden.”
Getrouwd, huisje, tuintje… kindje?
“Onze oudste dochter Sylvia werd geboren in de