Maatheide: van messenslijpers, zware vervuiling tot zandontginning
De zinkfabriek in Lommel werd gebouwd in 1904 op de Maatheide. Nu, bijna 120 jaar later, heeft de site plaatsgemaakt voor het bedrijf Sibelco, een zandontginningsbedrijf dat zich ook bezighoudt met de sanering van de vuile grond die de zinkfabriek er achterliet.
De zinkfabriek stond op een plek die oorspronkelijk een uitgestrekt heidegebied was. Maar door de toenemende industrialisering en de bevolkingstoename ging men op zoek naar nieuwe gebieden voor landbouw en industrie. In 1904 kon Schulte en Co dan beginnen met de bouw van een zink- en zwavelzuurfabriek in Lommel-Werkplaatsen. De fabriek nam 300 hectare in beslag. Met het kanaal en de spoorlijn had het de perfecte infrastructuur in de buurt om goederen te vervoeren. Later, in 1913, fusioneerde het ook met de Overpeltse fabriek om zo de Compagnie des Métaux d’Overpelt-Lommel te vormen. De hoofdzetel was toen in Overpelt. Later werden fabrieken van Orphalie en Hoboken er nog bijgevoegd. In Lommel deden ze aan het roosten van zinkertsen en het fabriceren van ruw zink. Er was ook een moffelfabriek voor het verharden van materialen door middel van hitte en een wasserij.
Lage lonen
Schulte en Co koos niet alleen voor de Kempen om zijn goede ligging en relatief schaarse bevolking. Ze konden de lonen er ook laag houden, van vakbonden was er nog geen sprake. De arbeiders kwamen vooral uit Lommel, Pelt, Balen en Mol. De Kempense bewoners waren doorgaans ongeschoold, waardoor ze vaak niet in aanmerking kwamen voor de hogere en beter betaalde functies. Die waren voorbehouden voor werknemers uit Duitsland en Wallonië.
Een jaar na de bouw van de fabriek bouwde het bedrijf huizen in de buurt voor de werknemers. Er was ook een klein ziekenhuis, en een kapel die al snel te klein werden voor de groeiende bevolking. De stad besliste er een school en de Sint-Barbarakerk bij te bouwen, mede gefinancierd door de fabriek. Er stond zelfs een feestzaal-casino. De fabriek bouwde zo zijn eigen gemeenschap uit. In 1944, tijdens WO II, werd de zinkfabriek, die in handen was van de Duitsers, gebombardeerd door de Geallieerden. De schade werd hersteld en de fabriek werd later ook gemoderniseerd. In 1957 stopte de zwavelzuurproductie. In 1970 werd de productie in Lommel verder afgebouwd en in 1974 werd de fabriek helemaal afgebroken.
Milieu
De zinkfabriek heeft in al die jaren een slechte invloed gehad op het milieu. De zware industrie liet veel neerslag van zware metalen achter. Dat zorgde voor een nog verdere afbrokkeling van het resterende heidegebied. Ook het bos in de omgeving stierf af. “Door de vervuiling was zo’n 600 hectare aan grond beschadigd”, aldus archeoloog Ferdi Geerts van het Erfgoedhuis Lommel. “Omdat er niks meer groeide, was de grond losser en kon het makkelijker ontsnappen. Om verstuivingen te voorkomen, werd in de jaren 70 en 80 een stortlaag gelegd.” De stortlaag was geen goede zaak voor archeologen. Het industrieterrein staat namelijk bekend als rijke Federmesser-site. De Federmesser-cultuur dateert van 13.000 tot 14.000 jaar geleden, net na de periode van rendierjagers. De Lommelse bodem was rijk aan Federmesser-artefacten, maar de stortlaag bemoeilijkte het archeologische onderzoek. In 2003 startte Sibelco met de sanering door de vervuilde laag te verwijderen. Zo kon het de grond gebruiken voor het witte zand en het glas dat ervan gemaakt wordt, waarvoor Lommel ook bekend staat. Doordat de stortlaag was verwijderd, ontstonden er zandverstuivingen en kwamen oude lagen terug naar boven. Tijdens een archeologisch onderzoek door het Agentschap Onroerend Erfgoed in samenwerking met Erfgoed Lommel van 2003 tot 2005 en van 2006 tot 2008 werden heel wat oude artefacten gevonden. Ook een prehistorische werkplek werd ontdekt. Daar werden voornamelijk stekers gemaakt, de zogenaamde Federmesse, een gereedschap dat onder
meer werd gebruikt om te beitelen.