De grove pixels die de wereld veroverden
De Amerikaanse ingenieurs Nolan Bushnell en Ted Dabney hadden het op 27 juni 1972 nooit durven denken. Maar die dag richtten ze een bedrijfje op dat het zaadje zou planten voor de grootste entertainmentindustrie op deze planeet. Ze willen het Syzygy noemen, maar die merknaam was al bezet. Bushnell stelt uiteindelijk Atari voor, een verbastering van ataru, een term uit het eeuwenoude Japanse bordspel Go. Het eerste wapenfeit van Atari is Pong, een muntjeskast met ingebouwd tv-scherm, in elkaar getimmerd met triplex en namaakmahonie. Spelers konden met een draaiknop een balletje heen en weer tikken. De eerste kast stond in Andy Capp’s Tavern, een pas geopend café in Sunnyvale, Californië. Het werd een enorm succes, zo erg dat de muntjesbak voortdurend vol zat en de machine blokkeerde.
Zaadje voor Apple
In 1973, amper een jaar na de oprichting, koopt Bushnell zijn vennoot Dabney uit en volgt Home Pong, een thuisversie van Pong. Intussen heeft een nieuwe medewerker zich op korte tijd weinig populair gemaakt op de werkvloer. Hij loopt blootsvoets rond en collega’s klagen over zijn lijfgeur. Zijn naam? Steve Jobs. Bushnell richt een speciale nachtshift in zodat zijn poulain aan een eigen project kan werken. Dat werd de klassieke videogame Breakout waarbij je met een balkje blokjes moet wegschieten. Het enige probleem: Steve Jobs was een technieker, geen programmeur. En dus nodigde hij stiekem zijn vriend Steve Wozniak uit en die blikt de game in op vijf dagen tijd. Later stampen Jobs en Wozniak zelf een computerbedrijfje uit de grond: Apple.
Nephout
Midden jaren 70 brachten verschillende bedrijven videogamemachines op de markt, maar op elk toestel kon je maar één game spelen. Atari sleutelt dan aan een prototype - Stella genaamd - dat werkt met verwisselbare cartridges. Bushnell heeft het bedrijf intussen verkocht aan Warner Communications en het nieuwe moederbedrijf investeert prompt 100 miljoen dollar in het Stella-project. In 1977 was het prototype marktrijp. Atari lanceerde de Video Computer System (VCS), later herdoopt tot de Atari 2600. Omdat het toestel in de woonkamer zou staan, werd het ontworpen in dezelfde stijl als de radio- en televisietoestellen uit die tijd: met een nephouten paneeltje en metalen knoppen. De Atari 2600 is een absolute hit, honderdduizenden consoles worden verkocht. Omdat andere bedrijven ook games kunnen ontwikkelen voor de Atari 2600, beschikt de console over een rijke portfolio aan speltitels. Stuk voor stuk vormgegeven in grove pixels, maar altijd verpakt in dozen met prachtig artwork.
Vastgebonden aan cactus
Tussen 1978 en 1982 beleefde het bedrijf zijn hoogdagen en werden vele gameklassiekers op de wereld losgelaten: Space Invaders, Asteroids of Battlezone. Omdat iedereen een deeltje van de koek wilde, leidde dat soms tot excessen. Het bedrijf Mystique bracht onder het label Swedish Erotica zes pornografische games op de markt die meestal onder de toonbank werden verkocht. Met als absoluut dieptepunt, het extreem foute Custer’s Revenge. In die ‘game’ probeert de Amerikaanse generaal George Custer seks te hebben met een squaw die aan een cactus vastgebonden is. Weetje: Custer’s Revenge is tot op heden de enige commerciële videogame waarin een erectie (lees: drie diagonaal gestapelde pixels) te zien is. Ook volgden Pac-Man en E.T. The Extra-Terrestrial, het spel van de extreem populaire film. Op papier beloftevol, maar beide games waren zo ondermaats dat de ontgoochelde consument ze niet wilde kopen. Atari liet naar verluidt 700.000 onverkochte exemplaren van de E.T.-game begraven in de woestijn bij Alomogordo, New Mexico. Jarenlang waren de begraven cartridges een mythe, maar de documentairemakers van Atari: Game Over gingen met bulldozers op zoek naar het stukje begraven gamegeschiedenis. Met succes.
De crash van 1983
De overkill van slechte games en de verzadigde markt luidde de ondergang in van de nog jonge Amerikaanse gamesindustrie, ook bekend als de Great Video Game Crash of 1983. Atari stapelde de verliezen op, honderden personeelsleden werden ontslagen en andere gamebedrijven gingen mee ten onder. Twee jaar lang kabbelde het tot het Japanse bedrijf Nintendo met zijn eerste thuisconsole NES op de proppen kwam, maar dat is een ander verhaal.
Atari bracht na 1985 zelf nog andere consoles uit (7800 of Jaguar) en een draagbaar toestel (Atari Lynx), maar niets kon het succes van de 2600 evenaren. Het bedrijf raakte verzeild in meerdere rechtszaken over monopolievorming en licenties, verwisselde nadien enkele keren van eigenaar en brengt vandaag vooral zijn oude klassiekers in een nieuw jasje uit voor de huidige generaties consoles. Na een halve eeuw is de glans is er misschien af, maar respect is op zijn plaats.