Zestien jaar onderweg met de kunstschatten van de Verboden Stad
Adam Brookes?
Adam Brookes (59) is internationaal nog het meest bekend – en geprezen – als schrijver van spionageromans, maar hij heeft zijn brood vooral verdiend als correspondent voor de BBC. Hij studeerde Chinees aan de universiteit van Londen, werkte zes jaar als verslaggever vanuit Peking en later ook vanuit Indonesië, Irak, Afghanistan en Washington en hij woont momenteel in de VS. Breekbare Lading, Brookes’ eerste non-fictieboek, heeft veel weg van een pageturner, een thriller. Je moet misschien wel in Peking gewoond hebben om een idee te krijgen van de omvang van het Paleismuseum, een complex van 980 gebouwen op een oppervlakte van 72 hectare, gebouwd tussen 1406 en 1420. Het herbergt meer dan 1,8 miljoen kunstvoorwerpen, meestal uit de keizerlijke collecties van de Ming- en Qing-dynastieën. Volgens de Beijing Evening News hebben alleen al in 2018 meer dan 17 miljoen mensen het museum bezocht. Dat dit na zovele (burger)oorlogen, vernietigende Japanse aanvallen en allerlei volksrepublieken mogelijk is, mag een wonder heten, en daarover gaat dit boek.
Een stuk appel
Op 5 november 1924 zat de laatste Qing-keizer, Puyi of Pu Yi geheten, fruit te eten in de Zaal van de Geestelijke Ontwikkeling, diep in de Verboden Stad, toen de eerste inventarisatieteams arriveerden: “De stille binnenhoven waren overwoekerd met onkruid, dat op sommige plaatsen zo dicht en hoog was opgeschoten dat de teams er zich alleen met een zeis een weg doorheen konden banen. In de donkere, weergalmende zalen hing een intense
→Adam Brookes, Breekbare lading, Het spectaculaire verhaal van een historische reis door China om de kunstschatten van de Verboden Stad te redden, uitgeverij Balans, vert. Fred Hendriks, met fotokatern en 21 oorlogsfoto’s,
18 blz. noten, beknopte bibliografie en kaart van China, paperback: 24,95 euro; e-boek 12,99 euro. koude. Daar middenin zat Puyi. Een stuk van de appel die hij at is nog teruggevonden.
Alle onderzoekers droegen speciale bovenkleding, waarvan de mouwen met een touwtje waren dichtgebonden, zodat het onmogelijk was kleine kostbaarheden, zoals een jaden object of een porseleinen theekopje, erin te laten verdwijnen. Hoe krijg je zicht op zo oude schatten die ze minutieus verpakt in meer dan bijna twintigduizend kisten met zich mee voerden. Onvoorstelbaar.
Met bevroren inkt
Adam Brookes moet het stellen met de jonge mannen die betrokken waren bij het opmaken van de inventaris; ze schreven een soort memoires, dagboeken, over hun dagelijkse strijd.
Eentje heette Chuan Yen, student archeologie aan de universiteit van Peking; hij was 25. Een andere student, Na Chih-liang, had maar net de middelbare school afgerond. Na Chih-liang herinnerde zich later – hij zou negentig worden – ook vooral de ijzige koude. Toen hij zijn inktpot opende bleek dat de inkt totaal bevroren was. Het penseel was zo hard van de kou dat het onbruikbaar was. Het enige wat hij kon doen, was het penseel in zijn mond steken en erop sabbelen in de hoop dat er per keer een paar druppeltjes inkt zouden smelten als hij er met zijn opgewarmde penseel overheen streek. Daardoor kwamen de letters zo vaag op papier dat ze nauwelijks leesbaar waren. Brookes: “Deze mistroostige tiener die het verschil tussen het schitterende porselein van de keizer en de rijstkommen van zijn moeder niet zag, zou zich de rest van zijn leven met de keizerlijke collecties bezighouden.”
Waanzinnige reis
Goed dat vooraan in het boek een kaart van China zit met daarop de drie routes aangeduid die in de loop der jaren werden gevolgd, één grote zwerftocht van stad tot stad, waar telkens onderkomen moest worden gezocht. De helden van Brookes zijn niet Tsjang Kai-shek of Mao, maar Ma Heng, de directeur van het Paleismuseum en zijn twee jonge assistenten, Chuan Yen en Na Chih-liang. Centraal staan de kunstschatten: een schilderij als Vroege sneeuw van de rivier bijvoorbeeld, met duizend jaar oude inkt op een papierrol aangebracht. Sterk zijn ook de granieten trommels daterend van 374 voor Christus, Chinese oerteksten. De inscripties leggen de jachtactiviteiten van de keizer vast in de vorm van gedichten van altijd maar vier karakters.
Brookes brengt ook de vlucht zelf tot leven: “Toen ze bij een herberg stopten om de nacht door te brengen, bleken de houten bedden geen matrassen en de meeste ramen geen glas te hebben.” Brookes is te midden van de honderdduizenden doden in China op zoek gegaan naar menselijke verhalen. En hij heeft die nog gevonden ook.