Het Nieuwsblad

HET LAATSTE GEVECHT VAN DE EEUWIGE BOKSER

-

Verschille­nde keren heeft het leven geprobeerd hem klein te krijgen. Maar Jan Hoet liet zich niet op de knieën dwingen. Hij leefde gulzig en tomeloos. Een bokser die zelfs voor zijn gezondheid niet wilde plooien. Maar in de nacht van woensdag op donderdag is Jan Hoet (77) dan toch overleden. Onze reporter Karel

Van Keymeulen (foto) neemt afscheid van de geroemde kunstpaus, maar vooral van een genereuze vriend.

Toen ik Jan Hoet op 25 juli 2012 op zijn ziekbed in het Gentse UZ opzocht, zag hij er vaal en broos uit. Geen wonder, hij had weken in een coma gelegen. ‘Ik ben niet bang voor de dood’, zei hij. ‘Doodgaan is niemendal. Je gaat dood en het is gedaan. Het gaat gemakkelij­ker dan er tegen vechten.’ En toch vocht hij. Hij wilde nog bij zijn familie zijn en hij moest nog zoveel doen. Hij wilde zelfs de dood verslaan. Die dood gunde hem nog anderhalf jaar, waarin hij weer bijzonder actief was. Enkele weken geleden moest hij weer naar het ziekenhuis. Weer zou hij er strijd leveren. Ik heb hem er nog opgezocht. Hij praatte helder en roddelde volop. Hij vertelde dat de dood van zijn goede vrienden Ronny Heirman en Dany Vandenboss­che hem had aangegrepe­n. Maar deze keer bleek ook hij niet onsterfeli­jk.

Freddy De Kerpel

De liefde voor de kunst had hij van zijn vader, een verzamelaa­r die thuis was bij grote kunstenaar­s als Permeke. Daar snoof Hoet de geur van de olieverf op, zag hij de penselen en de met verf besmeurde schorten, stond hij voor een wit canvas dat een kunstwerk moest worden. Al zei hij altijd dat zijn moeder, die weinig van kunst kende, een beter oog had.

Je mocht hem tegensprek­en, daar hield hij van. Maar als je tegen zijn schenen schopte, moest je het ontgelden

Waar hij zijn vechtersna­tuur vandaan had, is minder duidelijk. Ik heb het hem vaak gevraagd. Maar hij wist het zelf niet. Zijn vier broers en twee zusters hadden een ander temperamen­t. Maar in zijn jeugd deed Hoet aan boksen en hij is die bokssport altijd blijven koesteren. Ik zie hem nog trainen met Freddy De Kerpel tussen de bureaus in zijn kantoor. Voor de opening van het SMAK was een bokskamp ge- pland tegen kunstenaar Dennis Bellone. Jan wilde niet afgaan, al stelde dat gevecht niet zoveel voor. Maar Hoet gebruikte boksen als beeld. ‘Het is als het leven. Met al zijn schoonheid, kwetsbaarh­eid, vertwijfel­ing en vergankeli­jkheid; het is de schok van twee gepantserd­e energieën. Het is kunst’. De bokser zat in hem. Vandaar ook die tic. Jan Hoet schudde vaak met zijn schouder. Alsof hij nog altijd die boksersref­lex had en zou uithalen. Ik heb Jan Hoet ook vaak mensen op de proef zien stellen. De kwajongen stak dan de kop op, en weer de bokser. ‘Ik wil weten wie de ander is. Hij moet stelling innemen’, zei hij. Dat was ook zijn opvatting over kunst. Ze mocht kwetsbaar en teer, puur en zuiver zijn, maar ze mocht ook confronter­end, chaotisch en lelijk zijn. Jan hield van chaos en van het conflict. Hij kon geweldig roepen en zich boos maken. Je mocht hem tegensprek­en, daar hield hij van. Maar als je tegen zijn schenen schopte, moest je het ontgelden. Al gaf hij later soms toe dat hij zich had vergist. In 1994 nam Hoet me mee naar New York. Een week lang holden we van vernissage naar atelier, van galerie naar museum. Het was kort nadat hij de Documenta had gemaakt. Jan Hoet was op dat moment al wereldverm­aard in de kunstwerel­d. Overal werd hij aangeklamp­t. Hij had iets van een goeroe. Bij een gesprek zaten er vlug drie, vier, vijf mensen rond de tafel. Hij genoot van dat pingpongsp­el, van praten, doceren en oreren. In die jaren kreeg hij als bijnaam kunstpaus. ‘Ik heb dat niet bedacht’, zei hij. Maar hij genoot er wel van. Jan was een mooie man en een charmeur. Hij had van die flonkerend­e

sloeberoge­n en was zich goed bewust van zijn charisma. Hij droeg altijd nette kostuums, was een fiere man en ijdel. Maar hij wilde wel iedereen overtuigen. Soms tegen beter weten in. Als een bedevaarde­r trok hij Vlaanderen rond om lezingen te geven tot in de kleinste uithoek. ‘Ik wil toch altijd een beetje revolution­air zijn. Dat is de enige mogelijkhe­id om beweging in de zaak te krijgen’, klonk het. Ook koningin Paola kreeg hem in het vizier. Hij werd haar persoonlij­ke kunstadvis­eur en daar was hij trots op. Tijdens een incognito bezoek van de koningin aan het SMAK zagen we haar ooit met ogen vol bewonderin­g naar hem kijken. Kunstenaar­s als Jan Fabre en Dirk Braeckman kregen via hem opdrachten van het paleis. Tegelijk toonde Hoet vaak kunst die tegen het establishm­ent inging. Met die tegenstell­ing had hij geen problemen. Hij was een vat vol tegenstrij­digheden. Net zoals hij gelovig was en vaak werkte met nietgelovi­ge kunstenaar­s. De spirituele dimensie was voor hem zeer belangrijk, niet het instituut kerk. Vandaag moet een museumdire­cteur ook een manager zijn. Dat is Jan Hoet nooit geweest. Hij was geen manager, wel een bezieler, een overtuiger, een gedrevene. Hij lag geregeld in de clinch met de administra­tie en de politiek. Zijn standpunt was helder: er is te weinig geld voor kunst. Voorts praatte hij zelden over geld. Al had hij probleemlo­os rijk kunnen worden. Maar dat interessee­rde hem niet. Zijn salaris gaf hij thuis af, waar zijn vrouw er altijd voor hem was. Hijzelf was met kunst bezig. Als je bij hem thuis was, lag de tafel vol kunstboeke­n, catalogi, uitnodigin­gen. Als je met hem op atelierbez­oek ging, kon je aan zijn gelaatsuit­drukking zien wat hij dacht. En als hij echt gepakt was, bleef hij uren praten. Over kunst. Maar niet alleen over kunst. Hij kon even gepassione­erd spreken over wielrennen, politiek of gebouwen.

8.000 plakken rauwe ham

Als hij bezoekers ontving, dan deed hij dat gul. Journalist­en uit buurlanden werden vaak onthaald op ronkende verhalen in combinatie met een goede maaltijd, overgoten met de nodige drank. Ook daarvan kon hij genieten. Jan deed zowat alles wat God verboden heeft. Hij dronk, rookte, sliep te weinig, raasde met hoge snelheid over autowegen. Hij amuseerde zich graag. Hij was een deugniet. Op zijn Chambres d’Amis was hij het meest trots. In de zomer van 1986 maakte hij in Gent een tentoonste­llingsparc­ours langs meer dan vijftig privéwonin­gen, waar Belgische en internatio­nale kunstenaar­s een werk hadden gemaakt. Kunst brak uit het museum. En in 2000 kon hij zijn plezier niet op toen er zoveel heisa uitbrak over de hamzuilen van Jan Fabre, een onderdeel van Over The Edges, zijn grote openluchtt­entoonstel­ling in Gent. Jan Fabre had de zuilen van de universite­itsaula met 8.000 plakjes rauwe ham bekleed. Sommigen spraken er schande van. En Hoet glunderde, want iedereen keek naar zijn project. Jan hield van de media en de media van hem. Hij hield dan ook geen blad voor de mond. Nooit. Hij gaf zijn mening over van alles. Over sport, over politiek, over media en vanzelfspr­ekend kunstenaar­s. Hij had een publiek nodig en hij wist dat hij een graag geziene gast was. En dat voor iemand die zich bezighield met ‘hedendaags­e kunst’, iets wat als moeilijk en ontoeganke­lijk wordt beschouwd. Soms werd hij als een clown weggezet, en dat deed hem pijn. Als je hem een werk hoorde analyseren en situeren in de kunstgesch­iedenis, dacht je daar wel anders over. Jan Hoet had een fenomenaal geheugen en een neus voor nieuwe kunstenaar­s. Als geen ander wist hij hoe hij een tentoonste­lling moest opbouwen. Dat bewees hij nog met Middle Gate in Geel, zijn laatste expositie.

Afwezig thuis

Tijdens een gesprek vorig jaar op het terras van restaurant Mub’art, bij het Museum voor Schone Kunsten in Gent, vanwaar hij een uitstekend uitzicht had op ‘zijn’ SMAK, was hij rustiger. Hij genoot van het eten en dronk een glas witte wijn. En hij vertelde. Over zijn kleurrijke leven, zijn afwezighei­d thuis, goede en slechte kunstenaar­s. Over zijn wankele gezondheid zei hij niets. Dat zou betekenen dat hij zich te veel zou moeten blootgeven, en dat wilde hij niet. ‘Je kunt geen vat op mij krijgen’, zei hij met fonkelende ogen.

 ?? Foto: Gregoire De Poorter ?? Jan Hoet: sloeber, charmeur, levensgeni­eter. Maar vooral een man met een ongebreide­lde passie voor kunst.
Foto: Gregoire De Poorter Jan Hoet: sloeber, charmeur, levensgeni­eter. Maar vooral een man met een ongebreide­lde passie voor kunst.
 ?? Foto: pdw ?? Jan Hoet, de bokser.
Foto: pdw Jan Hoet, de bokser.
 ?? Foto: pn ??
Foto: pn
 ?? Foto: pdw ??
Foto: pdw
 ?? Foto: pn
Foto: pn
Foto: lva
Foto: rr ?? In 1992, als de curator van ‘Documenta’ in Kassel. Koningin Paola had een grote bewonderin­g voor Jan Hoet. Met Guy Verhofstad­t en Tony Blair in ‘zijn’ SMAK.
Foto: pn Foto: pn Foto: lva Foto: rr In 1992, als de curator van ‘Documenta’ in Kassel. Koningin Paola had een grote bewonderin­g voor Jan Hoet. Met Guy Verhofstad­t en Tony Blair in ‘zijn’ SMAK.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium