Van p. 2-3
Ook een groep Pakistaanse bootvluchtelingen haalt Kos heelhuids. We treffen hen iets verder op het strand. Ook zij zijn doornat en naar eigen zeggen ‘opgeluchter dan ze in maanden zijn geweest’. Bij aankomst knielen ze in het zand en slaan met open armen aan het bidden. Het is aandoenlijk: opluchting en dankbaarheid in hun meest pure vorm. ‘Insjallah’, roept een van hen. ‘Jammer van mijn koffer die overboord viel.’
Griekse gangsters
Meteen steken ze hun plastic boot plat. ‘We willen niet dat de Griekse politie ons terug de zee induwt’, legt hij uit in gebrekkig Engels. Politie is er op dit vroege uur niet te zien, wel oudere Griekse mannen met baarden en een zaklamp. Ze zijn nors en vechten net niet met elkaar wanneer ze de motor van de boot stelen. ‘Driehonderd euro waard hier’, roept er een. Een grijnslach volgt. Ik geef hem een afkeurende blik terug. Wie haalt het nu in zijn hoofd om zulke mensen te beroven waar ze bij staan? Ongegeneerd. Zo gaat het er hier duidelijk al weken aan toe. Het kan de Pakistaanse delegatie niet schelen. Ze zijn al blij dat ze nog leven. ‘En het is toch de laatste keer dat we een zee hebben overgestoken.’
De ‘vreemdelingenferry’
Wat me ook opvalt: omzeggens alle vluchtelingen zijn goed gebrieft en willen zo weinig mogelijk tijd verliezen. ‘ First police station, then tonight boat to Athens’, klinkt het meermaals. ‘ Fast, fast, fast to Germany.’ Hun plan: aan reisdocumenten geraken, een ticket voor de ferry kopen en weg. De meesten hebben nog iets van een 200 euro om tot in Noord-Europa te geraken. We spreken af om mekaar ’s avonds opnieuw op te zoeken, als de ‘vreemdelingenferry’ voor
het eerst in dagen uitvaart.
8 UUR ’S AVONDS
Na een dag van zweten, praten, wachten en water drinken, sluit ik me aan bij een paar vluchtelingen die ik die ochtend heb ontmoet. Ze staan in de rij en hebben elk 42 euro betaald voor een overtocht naar het Griekse vasteland. Ze gaan het proberen zonder het noodzakelijke document. Mij lijkt het een slecht en vooral naïef plan. Net als de politiecontrole van start gaat en de ‘gewone’ reiziger wordt gescheiden van ‘de vluchteling’, volgt de ontnuchtering. Met dank aan een Griek met overgewicht in een te klein politiepak: ‘No boat today. Maybe tomorrow. Maybe.’
Verdrietig
Hun geld zien ze niet terug. De vluchtelingen worden bedrogen waar ze bijstaan. Onvoorstelbaar. Protest brandt onder mijn vel. Hun tentjes mogen ze opnieuw opzetten naast het water, aan de overkant van de viersterrenhotels en danscafés. Ook dit is reizen in het spoor van vluchtelingen: eindeloos wachten en geduldig zijn. Eigenschappen die ik niet bezit. Meeleven – écht meeleven – doe ik plots wel als vanzelf. Ik ben boos en ik voel me verdr ietig. Toegegeven: ik ben ook teleurgesteld dat we niet kunnen uitvaren. Gefrustreerd zoek ik opnieuw het voetpad op. Voor een nieuwe nacht onder de sterren. Imad en zijn vrienden vinden mijn ongeduld opmerkelijk. Ze hebben een ander begrip van tijd dan ik. Als je al maanden op de vlucht bent, wat maakt dan die ene extra dag wachten uit? Ik bewonder hun geduld, en hun onvoorstelbare veerkracht. Ze trekken een nieuw blik tonijn open, wassen zich in de zee, steken een zoveelste sigaret op en richten hun hoop op morgen. Of overmorgen.