‘Nu pas besef ik: als het misgaat, gaat het grondig mis’
Vrachtwagenchauffeurs en autobestuurders: op de openbare weg zijn het niet de beste vrienden. Om het wederzijdse onbegrip weg te werken, wil het Belgisch Verkeersinstituut (BIVV) jonge bestuurders een uur laten meerijden met een trucker. Onze reporter, die nog maar pas rondtuft in haar eerste autootje, klom in de cabine naast de vrachtwagenchauffeur. Benieuwd naar zijn frustraties, om er iets uit te leren. Een auto wisselt zonder richtingaanwijzers van rijvak, net voor de neus van de vrachtwagen waarin ik zit. ‘Zie zie’, foetert truckchauffeur Peter Bastaens (51). ‘Dat bedoel ik dus.’ Tijdens het eerste uur dat we samen rijden, klaagde hij er al over. ‘Autobestuurders beseffen niet met welke machine wij rondrijden. Als ik één seconde niet had opgelet, had ik hem mee.’ Ik zwijg en klamp me met ietwat klamme handen vast aan de zetel. Levensgevaarlijk. Veilig voel ik me in deze zware mastodont niet. Aan Peter zal het niet liggen. Met zijn 24 jaar ervaring manoeuvreert hij tussen paaltjes waarvan ik op het eerste zicht niet geloof dat we er met onze 2,55 meter tussen passen. Aan de grootte van de vrachtwagen ligt het wel. Ik besef dat als het misgaat, het grondig misgaat. Terwijl we verder rijden, zie ik op de oprit rechts van mij auto’s pinken om de snelweg op te rijden. ‘Waarom schuif je niet op?’, vraag ik. ‘Het kost een vrachtwagen van 42 ton en 16 meter lang te veel moeite om op het tweede vak te drummen voor een plaatsje. Meer moeite dan voor een personenwagen die even kan versnellen of vertragen om veilig de snelweg op te rijden’, antwoordt Peter. ‘Het lijkt misschien egoïstisch van vrachtwagenchauffeurs dat ze enkel opschuiven voor collega’s, maar veranderen van rijvak doe je niet zomaar. Daar heb je plaats en voldoende tijd voor nodig. Wie dat niet begrijpt, nodig ik uit om zelf eens met zo’n zwaar en lomp voertuig te rijden.’
Plankgas
Ik geloof Peter op zijn woord. Toch maak ik me af en toe bedenkingen bij zijn manoeuvres. Bijvoorbeeld als hij rechts afslaat en daarvoor op het vak van de tegenligger rijdt. Voor ik het besef, flap ik het eruit: ‘Zo’n grote bocht!’ Bijna verwijtend. ‘Ik kan niet anders’, verdedigt Peter zich. ‘Anders rijd ik met mijn achterwielen op het voetpad.’ Slechts langzaam trekt de trucker weer op. ‘Terwijl ik nu eigenlijk plankgas geef’, zegt Peter. Ook over verkeersdrempels rijden duurt drie keer langer dan met een auto. ‘Ik rijd aan tien kilometer per uur. Ik kan niet zoals een personenwagen aan dertig kilometer per uur over de drempel vlammen. Ik zal je eens tonen wat dan gebeurt.’ Met een bang hart zie ik ons afstevenen op de verhoogde inrich- ting. Peter vertraagt nog tot 20 kilometer per uur, maar ik voel wat hij bedoelt. Ik hang net niet aan het plafond. ‘Wat mensen ook niet snappen’, gaat Peter verder, ‘is dat ze niet in een reflex hun remmen mogen toegooien als ze het licht op oranje zien springen. Dan moeten wij volgen.’ Nu pas besef ik hoeveel remafstand zo’n zwaar gevaarte nodig heeft.
Zes spiegels
Na vijf uur rondtoeren heb ik wel een goed idee van wat zoal mis kan gaan. En waar ik als autobestuurder op kan letten. Maar Peter wil mij nog één ding tonen: de spiegelafstelplaats. ‘Ik heb zes spiegels. Vier zijspiegels, één borduurspiegel om aan de rechterzijkant te kunnen spieken en één spiegel vooraan om te zien wie of wat zich vlak voor mijn neus bevindt.’ En toch is een dode hoek niet onvermijdelijk. ‘Daarvoor moet ik mijn ruit vol hangen met spiegels.’ Daaruit leer ik de laatste les. Hoe hoog ze ook zitten, truckers zien niet alles. ‘De regel is: als jij de chauffeur ziet, heeft de chauffeur jou ook gezien.’
PETER BASTAENS Truckchauffeur
Hoe hoog ze ook zitten, truckers zien niet alles