Cranberry’s plukken met een Kia Niro
Cranberry’s horen bij kerst. Oorspronkelijk komen de bessen uit Noord-Amerika, maar sinds 150 jaar groeien ze ook op Terschelling. Onze collega’s van kookmagazine foodies leenden een Kia Niro en gingen op roadtrip naar de Wadden, waar ze een kerstverhaal maakten met de hoofdrol voor de rode zure bes.
We zien elkaar op het Studentenplak achter de Bessenschuur." Ik lees het mailtje van Joop van Urk, eigenaar van cranberrybedrijf Cranberry Terschelling, voor de zekerheid nog even na. De geheimzinnige boodschap doet aan alsof we hebben afgesproken in een soort sprookjesland. Dat is Terschelling op deze vroege ochtend in september ook wel een beetje. De zeemist trekt in flarden weg door de rap opkomende zon en bordjes langs de hoofdweg van het eiland wijzen onze Kia de weg naar de Bessenschuur, een koffieen theehuis annex museum dat toebehoort aan het cranberrybedrijf. Het is een van de toeristische attracties van het eiland, omdat Terschelling de enige plek is in Europa waar de cranberry zo rijkelijk groeit.
TURELUURS
“Jaren geleden hielp ik in de Bessenschuur een dagje mee met de jamproductie”, vertelt Joop. “Van de hele dag dekseltjes draaien werd ik tureluurs, dus informeerde ik of ik geen andere klussen kon krijgen. Uiteindelijk ben ik fulltime bij het cranberrybedrijf gaan werken en vanaf 2001 sta ik zelf aan het roer.” De cranberry’s zijn Joop niet met de paplepel ingegoten; oorspronkelijk komt hij uit een schippersfamilie. Als de grootvader van Joop in 1898 vanuit Urk aankomt op Terschelling, is nog maar dertig jaar bekend dat hier een unieke bes groeit, waarmee zijn kleinzoon later zijn brood zal verdienen. De eerste cranberryplant op Terschelling werd in 1868 ontdekt door de Nederlandse botanicus Franciscus Holkema. Op zoek naar bijzondere planten in de duinvalleien van de Waddeneilanden – voor de bouw van de Afsluitdijk nog Noordzeeeilanden genoemd – stuitte hij op de zich snel uitbreidende heideachtige plant met dieprode bessen. Lang kon hij niet van zijn ontdekking genieten, want kort erna stierf hij aan de gevolgen van TBC. Zijn studenten namen het onderzoekswerk van hem over. De duinvallei of ‘waterplak’ waar de eerste cranberry gevonden werd, draagt daarom nog steeds de naam Studentenplak. De nationale aandacht prikkelde de nieuwsgierigheid van de eilandbewoners; dit moest wel iets heel unieks zijn.
JUTTERSHART
Oorspronkelijk kwam de cranberry alleen voor in Amerika, aan de andere kant van de oceaan. Hoe hij op Terschelling is aangekomen, laat zich dan ook makkelijk raden – aangespoeld vanuit het westen. Op een onstuimige nacht waarop de noordwester over het eiland blies, zo gaat de legende, voelde Pieter Sipkes Cupido zijn juttershart sneller kloppen. Bij Paal 3 vond hij een houten vat. Dat betekende dat er misschien wel een flinke borrel in het verschiet lag, want vaak was zo’n ton gevuld met wijn of rum. Pieter Sipkes begroef de ton in een duinpan, veilig opgeborgen voor de strandvonderij, het instituut waar gevonden voorwerpen uit de zee aangegeven moeten
worden. Na een paar dagen kon Pieter Sipkes zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en opende het vat. Hij zag geen wijn, geen rum, maar harde zure bessen. Teleurgesteld leegde hij het vat in de duinpannen en toog huiswaarts. De stuifwind bedekte de bessen, zodat enkele maanden later de eerste groene strengen in de duinvallei groeiden. Zo zette de cranberry voet aan wal in Nederland. Niet zomaar een zeemansverhaal als je het Joop vraagt: “Ik heb het zelf getest. Ik heb een handje bessen in de duinen neergelegd en de wind zijn werk laten doen. En ja, na drie maanden vond ik op die plek inderdaad een pluk cranberry. Dat verhaal zou dus zomaar helemaal waar kunnen zijn.”
METALEN KAM
“Het heeft allemaal te maken met de bodem”, legt Joop uit, terwijl we samen met cranberryplukker André Lambregts in de Kia naar een grote open plek achter de duinen rijden. “Het is een kieskeurig besje, de cranberry. De Waddeneilanden zijn opgebouwd uit kalkhoudende schelpgrond. De verhouding kalk en zuur is op Terschelling optimaal voor de plant. Zelfs op het naastgelegen Ameland doet de cranberry het niet zo goed, want daar is de schelpenlaag maar de helft zo dik.” Nog voor we het open veld bereiken, ruiken we de cranberry’s al: friszuur, kruidig en prikkelend. Joop: “Je zou hier eens in de bloeitijd moeten rondlopen. De zware, zoete geur van cranberrybloesem is voor mij het teken dat de lente is begonnen, dat de bessen weer beginnen te groeien. Het mooiste moment van het jaar.” Terwijl we lopen, knappen de besjes onder onze laarzen. Het veld ligt er vol mee. André gaat ons met zijn honden Maam en Fika voor, hij draagt een grote metalen kam met handvatten. “Mijn plukbak, zelfgemaakt”, legt hij uit. Sinds zijn zeventiende staat hij elk najaar voor dag en dauw op om cranberry’s te oogsten. En dat al tweeënveertig jaar. “Vervelen gaat het nooit. Sterker nog, tijdens het plukken kom ik in een soort flow en kan ik niet meer stoppen. Maar vind je het gek? Ik ben de hele dag buiten met mijn honden. Voor mij geen kantoorbaan.”
LEPELTJESHEIDE
Het bedrijf van Joop heeft op Terschelling alle pluken pachtrechten. Alleen Joop mag in het wild cranberry’s plukken. De velden strekken zich uit over wel 20 km duingebied. Net als heide groeit de bes dicht op de bodem, in stroken van zo’n halve meter breed met een even brede afstand ertussen. Joop wijst op de strengen met blaadjes waaruit de plant bestaat: “Vroeger noemden we de cranberry lepeltjesheide, naar de vorm van de blaadjes.” Het is André’s taak om met de tanden van de plukbak de bessen van de plant te kammen: “Het is voornamelijk techniek, maar je hebt er wel uithoudingsvermogen voor nodig. We hebben eens een ZuidAfrikaans rugbyteam gehad dat kwam plukken als training. Die jongens waren na een uur afgemat. En maar boterhammen eten, stapels! Zúlke kerels waren dat. Ik hou dit wel een dag vol hoor. Op drie boterhammen en een handvol bessen.” De bovenarmen van André doen vermoeden dat goed ontwikkelde spierballen geen overbodige luxe zijn. Ik test het als ik de plukbak in mijn handen gedrukt krijg. En nee, het valt me niet mee. De kunst is om de zware plukbak over de bodem te laten kantelen, zodat je de plant zelf zo veel mogelijk intact houdt en alleen de besjes opschept. Ik richt meer schade aan dan dat ik bessen pluk. En het was al niet zo’n fantastisch cranberryjaar. Joop slaapt er geen nacht minder om: “Vorig jaar was de oogst geweldig. Je hebt het maar te accepteren, want aan het groeiproces kun je weinig doen. De cranberry is het wild van vruchtenland. Bemesten, de bodem verrijken – het heeft allemaal geen zin. We hebben eigenlijk maar één vijand die de cranberry kan verdringen en dat is de kruidwilg. Die plant trekken we er op ons land snel uit. We kunnen hier honderd procent biologisch plukken zonder pesticiden te gebruiken, want vogels of insecten blieven de bes niet vanwege zijn stugge schil en zure karakter.”
"Ik heb een handje bessen in de duinen neergelegd en de wind zijn werk laten doen."
CLANDESTIEN PLUKKEN
Op Terschelling groeien drie soorten cranberry’s: de ‘early black’ – de variant die het vroegst rijp is en die we nu oogsten – de ‘late howes’ en de ‘mc stevens’. Allemaal varianten van de vaccinium macrocarpon, een net iets andere cranberrysoort dan die uit Amerika. De Terschellinger bes is kleiner en heeft een rondere vorm. Joop pikt een bes uit de inmiddels goed gevulde mand: “Eet er maar een, dan hoef je daarna geen vitaminepil meer. Cranberry’s zitten barstensvol vitamine C.” André: “Tijdens de oogst vind je ook geregeld bessen van vorig jaar op de grond, die hebben daar dan een jaar liggen fermenteren. Je kunt ze gewoon eten, ze smaken naar wijn. Vanwege die harde schil komen er geen schadelijke bacteriën in de bessen en gaan ze niet rotten.” Joop vult aan: “Cranberry’s zijn heel lang houdbaar. Vroeger gaf mijn moeder me in september de opdracht in de duinen bessen te gaan halen voor Kerstmis. Clandestien natuurlijk, want wij hadden geen plukrechten. Tot de kerst konden we de bessen gerust op zolder laten liggen. Als je ze met de hand plukt – wat we nu gelukkig niet meer doen – dan blijft de schil gaaf en kun je de bessen maanden bewaren. Met de plukbak maak je kleine kuiltjes in de schil van de bessen en zijn ze rauw iets minder geschikt voor de versmarkt.”
KNIKKERBAK
Om te testen of Joop na de oogst met cranberry’s voor de versmarkt te maken heeft, gooit hij ze over een soort knikkerbak met zes hordes. Verse cranberry’s horen namelijk te stuiteren. De cranberry’s die over alle zes de hordes gestuiterd zijn, zijn geschikt voor de versmarkt. “Het grootste deel van onze cranberry’s verkopen we als sap. Als een van de weinige producenten persen we het sap direct uit de bes in de fles. Vanwege het hoge percentage benzoëzuur is het sap zeer lang houdbaar.” Sinds het algemeen bekend is dat de bes vanwege dit benzoëzuur goed is voor blaas en nieren, heeft de verkoop van het sap een enorme vlucht genomen. Joop: “Vroeger hadden we ons fabriekje hier op Terschelling in Formerum, maar we groeiden wel erg hard. Voor de distributie was het eigenlijk ook handiger om ons sap op het vasteland te produceren, dus nu zitten we in Harlingen. Dat was wel even slikken hoor, als eilander.” Maar ook op het vasteland is Joops bedrijf in goede handen. Zijn ene dochter woont in Harlingen en neemt daar de productie waar, zijn andere dochter is verknocht aan Terschelling en neemt het bedrijf op het eiland voor haar rekening. Joop: “Hopelijk wordt het een mooi familiebedrijf. Weet je hoe mijn kleinkinderen me noemen?” Lachend geeft hij zelf het antwoord: “Jopie Bes.”